Gegevens uitspraak |
LJN: |
LJN AA5143 |
ECLI: |
ECLI:NL:RBZLY:2000:AA5143 |
Instantie: |
Rechtbank Zwolle |
Soort procedure: |
beroep |
Zaaknummer: |
NABW 99/6173 |
Datum uitspraak: |
10 maart 2000 |
Wetsartikelen: |
artt. 113 en
115
Abw (=
9 en –
Wwb) |
Trefwoorden: |
vrijwilligerswerk;
onbetaalde arbeid; kinderopvang; intrekking
toestemming; pedofilie |
Essentie: |
Terechte intrekking toestemming om
vrijwilligerswerk te verrichten in een crèche,
omdat betrokkene pedofiel blijkt te zijn.
Vrijwilligerswerk in de kinderopvang kan aldus
niet bijdragen aan grotere uitstroomkansen. |
Transponeringstabel Abw naar Wwb
Uitspraak enkelvoudige kamer Rechtbank Zwolle NABW
99/6173
U I T S P R A A K
in het geschil tussen:
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
gemachtigde: mr. J.J. Roossien, advocaat en procureur te
Elburg,
en
het College van burgemeester en wethouders van de
gemeente Zwolle, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 1 juli 1999.
2. Ontstaan en verloop van de
procedure
Bij besluit van 17 juni 1998 heeft verweerder de aan
eiser verleende toestemming om met behoud van zijn
bijstandsuitkering vrijwilligerswerk te verrichten,
ingetrokken.
Eiser heeft op 24 juli 1998 een bezwaarschrift
ingediend, welk bezwaarschrift op 27 juli 1998 is
aangevuld.
Eiser is op 23 februari 1999 in de gelegenheid gesteld
door de commissie voor de bezwaar- en beroepschriften te
worden gehoord, van welke mogelijkheid hij gebruik heeft
gemaakt.
De commissie heeft op 4 maart 1999 advies uitgebracht.
Bij besluit van 1 juli 1999 heeft verweerder het bezwaar
van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft op 27 juli 1999 een beroepschrift ingediend,
welk beroepschrift op 3 september 1999 is aangevuld.
Verweerder heeft op 4 oktober 1999 een verweerschrift
ingediend.
Op 8 februari 2000 is de zaak ter openbare
terechtzitting behandeld.
Eiser is, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.J.
Roossien, verschenen.
Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door S.
Eskens.
3. Motivering
Vaststaande feiten
Verweerder heeft eiser een bijstandsuitkering toegekend.
Bij besluit van 29 december 1997 heeft verweerder aan
eiser toestemming verleend om in de crèche van het
asielzoekerscentrum te Zwolle met behoud van zijn
uitkering twee uur per week vrijwilligerswerk te
verrichten.
Kort na het verlenen van deze toestemming heeft
verweerder vernomen dat eiser pedofiele gevoelens heeft,
hetgeen eiser tijdens een op 9 februari 1998 gevoerd
gesprek heeft bevestigd.
Standpunt eiser
Eiser stelt dat hij zijn pedofiele gevoelens onder
controle heeft en dat zijn geaardheid ten opzichte van
kinderen nooit tot grensoverschrijdend gedrag heeft
geleid. Eiser stelt nooit wegens feiten verband houdende
met zijn persoonlijke geaardheid te zijn veroordeeld.
Hij heeft in het geheel geen strafblad. Eiser stelt
eerder met kinderen te hebben gewerkt. Alle betrokkenen
waren daarover zeer tevreden. Hij meent dat hij
mogelijke onrust kan wegnemen als hij bijvoorbeeld de
ouders van de kinderen kan laten zien hoe hij met de
kinderen omgaat en hoe de kinderen op hem reageren.
Eiser voert aan door het intrekken van de toestemming om
met behoud van uitkering in de crèche van het
asielzoekerscentrum vrijwilligerswerk te mogen
verrichten te zijn geschaad. Hij voelt zich door de
handelwijze van verweerder gediscrimineerd en ten
onrechte daardoor vanwege zijn geaardheid gestraft.
Bovendien had verweerder zonder toestemming geen gebruik
mogen maken van privacygevoelige door derden verstrekte
informatie over eiser. Verweerder had dan ook niet, na
afweging van alle relevante belangen, tot het bestreden
besluit kunnen komen.
Standpunt verweerder
Verweerder verleent toestemming om met behoud van een
bijstandsuitkering te mogen werken als dat in het kader
van het zogenaamde uitstroombeleid passend is. Dat wil
zeggen dat het vrijwilligerswerk waarvoor toestemming
wordt verleend van nut dient te zijn ten behoeve van een
mogelijke werkaanvaarding bijvoorbeeld in de werksoort
waarin met behoud van de uitkering het vrijwilligerswerk
verricht wordt. Verweerder gaat ervan uit dat met name
bij de ouders en andere verzorgers van de in de crèche
aanwezige kinderen grote onrust zal ontstaan als de
geaardheid van eiser onder hen bekend wordt. Verweerder
meent dat vanwege die mogelijke onrust het voor eiser
niet dan wel vrijwel onmogelijk zal zijn werk in de
kinderverzorging en -opvang te vinden. Verweerder wijst
er in dit verband op dat, zoals verweerder bekend is,
eiser ook niet in de gelegenheid gesteld zou zijn
geweest bij het asielzoekerscentrum vrijwilligerswerk in
de crèche te verrichten als men bij zijn tewerkstelling
van zijn geaardheid op de hoogte was geweest. Gezien het
voorgaande is de toestemming om met behoud van een
uitkering in de kinderopvang vrijwilligerswerk te
verrichten niet meer te beschouwen als passend in het
door verweerder gevoerde uitstroombeleid. Verweerder
stelt van de door derden over eiser verstrekte
persoonlijke gegevens gebruik te mogen maken nu dit
gebruik in overeenstemming is met de desbetreffende
privacyregelgeving. Verweerder voegt aan vorenstaande
nog toe op geen enkele wijze, noch direct, noch
indirect, betrokken te willen zijn dan wel op geen
enkele wijze er mede voor verantwoordelijk te kunnen
worden gehouden voor mogelijk grensoverschrijdend gedrag
door eiser dat in het kader van het uitstroombeleid zou
kunnen plaatsvinden. Vanwege de gevolgen van het
bestreden besluit voor eiser heeft verweerder eiser
aangeboden hem bij voorrang te bemiddelen bij het zoeken
naar betaalde arbeid dan wel hem behulpzaam te zijn bij
het vinden van vrijwilligerswerk.
Beoordeling van het bestreden besluit
In dit geding dient de vraag te worden beantwoord of het
besluit van verweerder de aan eiser verleende
toestemming om met behoud van zijn bijstandsuitkering in
de crèche van het asielzoekerscentrum vrijwilligerswerk
te mogen verrichten in te trekken, de rechterlijke toets
kan doorstaan. De rechtbank merkt in dat kader nog op
dat het bestreden besluit slechts marginaal kan worden
getoetst. De rechtbank kan het bestreden besluit
derhalve uitsluitend vernietigen indien zou moeten
worden geoordeeld dat verweerder niet in redelijkheid
tot dit besluit heeft kunnen komen of anderszins in
strijd heeft gehandeld met enig algemeen beginsel van
behoorlijk bestuur.
Op grond van de Algemene bijstandswet (Abw) dient een
bijstandsgerechtigde zich in te spannen om door middel
van het vinden van werk in zijn eigen levensonderhoud te
gaan voorzien. Derhalve rust in beginsel op iedere
bijstandsgerechtigde de verplichting betaald werk te
zoeken. Voor zover het verkrijgen van betaalde arbeid
daardoor bevorderd kan worden, kan toestemming worden
verleend om met behoud van een bijstandsuitkering
vrijwilligerswerk te verrichten.
De rechtbank stelt dan ook voorop dat het bij dit beroep
uitsluitend gaat om de vraag of in het kader van de Abw
het verrichten van vrijwilligerswerk door eiser in
genoemd asielzoekerscentrum dienstbaar is aan het in
deze werksoort verkrijgen van betaalde arbeid.
Het al dan niet na het verkrijgen van toestemming als
vrijwilliger met behoud van een bijstandsuitkering
tewerkstellen van een uitkeringsgerechtigde is, zo meent
de rechtbank, geen verantwoordelijkheid van de
bijstandsverstrekkende instantie, doch van de instantie
die de vrijwilliger feitelijk in de gelegenheid stelt
het vrijwilligerswerk te verrichten. Zo is het de
verantwoordelijkheid van het asielzoekerscentrum eiser
na bekendwording van zijn pedofiele geaardheid niet
langer de mogelijkheid te bieden betrokken te zijn bij
de kinderopvang. Bij het intrekken van de toestemming
vrijwilligerswerk in de crèche te mogen verrichten met
behoud van de uitkering dient verweerder in het
perspectief van het gemeentelijk uitstroombeleid de
onderscheiden belangen tegen elkaar af te wegen. Het
betreft hier een afweging van sterk uiteenlopende
belangen.
Enerzijds gaat het om de eigenheid van de persoon van
eiser en derhalve zijn privacy. Naar het oordeel van de
rechtbank mag er niet als een vanzelfsprekendheid van
worden uitgegaan dat een persoon met een geaardheid
zoals eiser die heeft, werkend met kinderen, tot
grensoverschrijdend gedrag zal overgaan. Ook voor wat
betreft eiser is er geen enkele aanleiding te
veronderstellen dat hij zich ten opzichte van de
kinderen zal misdragen.
Anderzijds dient er rekening mee te worden gehouden dat
ouders en andere verzorgers in het volste vertrouwen hun
kinderen bij de medewerkers van een crèche moeten kunnen
achterlaten. Het is een realiteit dat dit vertrouwen
afneemt indien ouders of andere verzorgers weten dat één
van de medewerkers pedofiele gevoelens heeft.
Daaraan doet niet af dat eiser zich jegens kinderen
nooit heeft misdragen. De ouders en de overige
verzorgers kennen eiser immers oppervlakkig en weten
niet hoe hij met kinderen zal omgaan. Ook al behoeft dat
niet terecht te zijn, zij blijven toch met de kans
rekening houden dat ingeval kinderopvang mede
plaatsvindt door een medewerker die pedofiele gevoelens
heeft grensoverschrijdend gedrag zal kunnen plaatsvinden
en zullen hun kinderen daarom niet aan die opvang
toevertrouwen. Dat geldt voor het vrijwilligerswerk bij
het asielzoekerscentrum en dat zal evenzo gelden voor
elke andere werkomgeving waar eiser in de toekomst met
kinderen zou willen werken. De rechtbank gaat er daarbij
van uit dat de kans groot is dat eisers geaardheid aan
het licht zal komen wanneer hij elders in dit soort werk
aan de slag zou proberen te komen, bijvoorbeeld bij het
vragen van referenties.
Verweerder mag er naar het oordeel van de rechtbank dan
ook van uitgaan dat het voor eiser niet of nauwelijks
mogelijk zal zijn, gezien zijn geaardheid, één of andere
vorm van werk in de kinderopvang te krijgen. Verweerder
heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen
stellen dat dit type van vrijwilligerswerk in eisers
geval niet een eerste stap kan zijn naar betaald werk.
Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank de grond
aan het verlenen van toestemming aan eiser met behoud
van een uitkering vrijwilligerswerk in de kinderopvang
te verrichten, komen te ontvallen.
Nu eiser jegens verweerder heeft erkend pedofiel te
zijn, zal de rechtbank de vraag of verweerder al dan
niet van de door derden verstrekte gegevens met
betrekking tot de geaardheid van eiser gebruik heeft
mogen maken in het midden laten.
Na waardering van de hiervoor genoemde belangen alsmede
de afweging van die belangen heeft verweerder naar het
oordeel van de rechtbank in redelijkheid tot het besluit
kunnen komen de toestemming om met behoud van een
Abw-uitkering vrijwilligerswerk te mogen verrichten in
de crèche van het asielzoekerscentrum te Zwolle in te
trekken.
Vorenstaande leidt naar het oordeel van de rechtbank tot
de slotsom dat het beroep ongegrond zal worden
verklaard.
4. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Gewezen door mr. W. Miltenburg en in het openbaar
uitgesproken op 10 maart 2000, in tegenwoordigheid van
M. van Raalte als griffier.
Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en
het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te
worden ingesteld binnen zes weken na de datum van
verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en
een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Centrale
Raad van Beroep, postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
|