Gegevens uitspraak |
LJN: |
LJN AA9416 |
ECLI: |
ECLI:NL:RBGRO:2001:AA9416 |
Instantie: |
Rechtbank Groningen |
Soort procedure: |
beroep |
Zaaknummer: |
AWB 00/133 NABW V13 |
Datum uitspraak: |
5 januari 2001 |
Wetsartikelen: |
artt. 107 en
113
Abw / (=
9 en
9
Wwb) |
Trefwoorden: |
arbeidsverplichtingen; ontheffing; vrijstelling;
redenen van sociale aard; zorgtaak; kinderen;
pleegzorg |
Essentie: |
Terechte oplegging arbeidsverplichtingen voor 20
uur per week, omdat de partner reeds volledig is
ontheven van de arbeidsverplichtingen en de
negen pleegkinderen, voor wier zorgbehoefte
eiser gedeeltelijk ontheffing is verleend,
overdags op school zitten. Het onbetaald blijven
van deze vorm van pleegzorg dient niet op de Abw
te worden afgewenteld. |
Transponeringstabel Abw naar Wwb
Uitspraak enkelvoudige kamer Rechtbank Groningen AWB
00/133 NABW V13
U I T S P R A A K
inzake het geschil tussen:
mr. [eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
en
burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen,
verweerders.
1. Procesverloop
Verweerders hebben bij besluit van 17 december 1999,
kenmerk HIE241046M01/6/JZ/DZ/SZ99.88243, het bezwaar van
eiser tegen hun besluit van 16 februari 1999 ongegrond
verklaard.
Eiser heeft tegen dit besluit bij beroepschrift van 26
januari 2000 op nader in het beroepschrift aangegeven
gronden beroep ingesteld.
Verweerders hebben op 25 februari 2000 de op de zaak
betrekking hebbende stukken aan de rechtbank toegezonden
en een verweerschrift ingediend.
Afschriften van de gedingstukken zijn, voor zover niet
door hen ingediend, door de griffier aan partijen
toegezonden.
Het geschil is behandeld ter zitting van de enkelvoudige
kamer van de rechtbank van 28 november 2000.
Eiser is aldaar in persoon verschenen.
Verweerders hebben zich doen vertegenwoordigen door J.
Bolks en R.J. van der Veen.
2. Rechtsoverwegingen
Feiten
Bij besluit van 16 februari 1999 is aan eiser en zijn
partner met ingang van 8 februari 1999 een uitkering
ingevolge de Algemene bijstandswet (Abw) toegekend naar
de norm voor gehuwden.
Daarbij is de partner van eiser vrijgesteld van de
verplichtingen, genoemd in artikel 113, eerste lid,
onderdeel a tot en met f, Abw, omdat zij gedurende ten
minste twaalf jaar niet georiënteerd is geweest op de
arbeidsmarkt en voorts ouder is dan 40 jaar. In verband
met de zorg voor - in elk geval - negen minderjarige
pleegkinderen die eiser en zijn partner op zich hebben
genomen, zijn evenbedoelde verplichtingen aan eiser
slechts voor 20 uur per week opgelegd.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 22 maart
1999 bezwaar aangetekend.
Bij het thans bestreden besluit hebben verweerders dit
bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser kan zich hiermee niet verenigen en heeft -
samengevat - aangevoerd dat verweerders hem om redenen
van sociale aard - de zorg voor de pleegkinderen -
geheel van de arbeidsverplichtingen hadden moeten
vrijstellen. Verweerders hebben naar eisers mening
onvoldoende rekening gehouden met zijn belang dat, zo
heeft hij betoogd, mede een maatschappelijk belang is.
Verweerders zijn daarentegen - samengevat - van mening
dat zij door eiser gedeeltelijk van de
arbeidsverplichtingen vrij te stellen en een
arbeidsverplichting van 20 uur per week op te leggen
voldoende rekening met de bijzondere omstandigheden van
eiser hebben gehouden.
Wettelijk kader
Op grond van artikel 7, eerste lid, Abw heeft iedere
Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden
verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de
middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van het
bestaan te voorzien, recht op bijstand van
overheidswege.
In artikel 113, eerste lid, aanhef en onder a tot en met
f, Abw is ten aanzien van degene die voor de
zelfstandige voorziening in het bestaan is aangewezen op
arbeid in dienstbetrekking een aantal verplichtingen
opgenomen ter verkrijging van arbeid in
dienstbetrekking.
Op grond van artikel 107, eerste lid, Abw kunnen
burgemeester en wethouders besluiten dergelijke
verplichtingen niet op te leggen, dan wel daarvan
tijdelijk ontheffing te verlenen, in gevallen waarin
daartoe naar hun oordeel aanleiding bestaat om redenen
van medische of sociale aard, dan wel om redenen gelegen
in de aard en het doel van de bijstand.
Beoordeling van het geschil
Partijen zijn verdeeld over de vraag of verweerders
eiser om redenen van sociale aard, als bedoeld in
artikel 107, eerste lid, Abw, volledig van de
arbeidsplicht hadden moeten ontheffen.
De rechtbank stelt voorop dat het hier een
discretionaire bevoegdheid van verweerders betreft. Het
gebruik dat van deze bevoegdheid is gemaakt, dient de
rechtbank daarom terughoudend te toetsen.
Blijkens het beleidsinstructieboek van de gemeente
Groningen "Marge is Regel" wordt in ieder geval een
volledige ontheffing verleend aan belanghebbenden ouder
dan 57,5 jaar [57,5 jaar of ouder, red.] en aan
belanghebbenden ouder dan 40 jaar [40 jaar of ouder,
red.] die als partner van een kostwinner twaalf jaar of
langer enkel de zorg voor de huishouding op zich hebben
genomen. Daarnaast geldt op grond van artikel 107,
tweede lid, Abw geen arbeidsplicht voor alleenstaande
ouders met de volledige zorg voor kinderen jonger dan
vijf jaar.
Voor degene die niet aan één van deze eisen voldoet,
geldt in beginsel een volledige beschikbaarstelling voor
de arbeidsmarkt.
Nu eiser niet aan de in het beleid genoemde criteria
voldoet, geldt voor hem derhalve krachtens de
regelgeving en het daarop gebaseerde beleid in beginsel
de volledige arbeidsverplichting.
Verweerders hebben eiser evenwel in verband met de zorg
voor de pleegkinderen met toepassing van artikel 107,
eerste lid, Abw gedeeltelijk ontheven van de krachtens
de wet geldende arbeidsverplichtingen.
Het staat vast dat de partner van eiser op grond van het
onderhavige beleid reeds volledig van de arbeidsplicht
is vrijgesteld, zodat mag worden aangenomen dat zij - in
ieder geval voor een belangrijk deel - de zorg van de
pleegkinderen op zich kan nemen. Verder heeft eiser ter
zitting desgevraagd bevestigd dat de kinderen overdag
naar school gaan. De kinderen met een handicap of
leermoeilijkheden worden met een busje opgehaald en weer
thuis gebracht.
Onder deze omstandigheden en mede gelet op één van de
aan de Abw ten grondslag liggende uitgangspunten dat een
ieder zelf verantwoordelijk is voor de voorziening in de
kosten van het bestaan, oordeelt de rechtbank het niet
onredelijk dat verweerders eiser niet geheel, doch
gedeeltelijk van de op grond van de wet geldende
arbeidsverplichtingen hebben ontheven.
Daarbij tekent de rechtbank aan dat het door eiser
gesignaleerde maatschappelijke probleem van het tekort
aan pleeggezinnen en - daarmee samenhangend - het
onbetaald blijven van deze vorm van pleegzorg naar haar
oordeel niet op de Abw dient te worden afgewenteld.
Gelet op het vorenoverwogene hebben verweerders na
afweging van de betrokken belangen in redelijkheid het
bestreden besluit kunnen nemen.
Het beroep van eiser moet daarom ongegrond worden
verklaard.
3. Beslissing
De arrondissementsrechtbank te Groningen, sector
Bestuursrecht, enkelvoudige kamer,
recht doende:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. G. Laman, rechter, en in het
openbaar door haar uitgesproken op 5 januari 2001, in
tegenwoordigheid van A. Wiardi als griffier.
De griffier, wnd., De rechter,
Afschrift verzonden op: 5 januari 2001.
De rechtbank wijst erop dat partijen en andere
belanghebbenden binnen zes weken na de dag van
verzending van deze uitspraak daartegen hoger beroep
kunnen instellen bij de
Centrale Raad van Beroep, postbus 16002, 3500 DA in
Utrecht.
|
|