Nadere regelgeving:
- Geen
WET van 29 maart 1955, houdende het in
overeenstemming brengen van de Defensiewet voor de Nederlandse Antillen
met de nieuwe rechtsorde ¹
1. Ingevolge artikel 4.1, onderdeel L, van de Rijkswet aanpassing rijkswetten aan de oprichting van de
nieuwe landen is de Defensiewet voor de
Nederlandse Antillen en Aruba met ingang van 10 oktober 2010 voorzien
van een nieuwe citeertitel, luidende: Defensiewet voor Aruba,
Curaçao en Sint Maarten.
WIJ JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Overzeese Rijksdelen a.i. van
22 Maart 1955, Directie Suriname en Nederlandse Antillen, No. 124071/-;
Overwegende, dat ingevolge artikel 59, lid 4 van het Statuut voor het
Koninkrijk der Nederlanden de Defensiewet voor de Nederlandse Antillen
in overeenstemming moet worden gebracht met de nieuwe rechtsorde;
Gelet op artikel 59, leden 2 en 4 van het Statuut;
De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 25 Maart
1955, No. 1);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Overzeese Rijksdelen
van 29 Maart 1955, Directie Suriname en Nederlandse Antillen, No.
125047/10641;
De bepalingen van het Statuut in acht genomen zijnde;
Hebben goedgevonden en verstaan: de tekst van de Defensiewet voor de
Nederlandse Antillen vast te stellen, zoals deze bij dit besluit is
gevoegd.
Artikel 1
1. Alle dienenden bij de krijgsmacht zijn in dienst van het
Koninkrijk.
2. Onverminderd het bepaalde in het derde lid, hebben de Gouverneurs
als orgaan van het Koninkrijk ieder de bevoegdheid de bevelhebber van de
krijgsmacht in Aruba, Curaçao en Sint Maarten te schorsen en geven van
een beslissing tot schorsing terstond kennis aan de regering van het
Koninkrijk. Zij oefenen deze bevoegdheid uit in onderling overleg.
Indien dit overleg niet tot overeenstemming leidt, wendt de betrokken
Gouverneur zich tot Onze Minister van Defensie.
3. Onze Minister van Defensie is bevoegd de bevelhebber, bedoeld in
het tweede lid, te schorsen.
4. De in het tweede en derde lid bedoelde schorsing is, zolang deze
geen koninklijke bekrachtiging heeft verkregen, slechts voorlopig.
Artikel 2
Bij landsverordening worden de voorwaarden vastgesteld, waarop aan
inwoners van Aruba, Curaçao en Sint Maarten wegens ernstige
gewetensbezwaren vrijstelling van de dienst in de krijgsmacht wordt
verleend.
Artikel 3
1. Onverminderd het bepaalde in deze rijkswet worden de
rechtstoestand van, alsmede de pensioenvoorzieningen voor
dienstplichtigen van
|
Klik hier om de volledige, bijgewerkte pagina te verkrijgen.
|
|
|