WET van 21 februari 1957, Stb.
1957, 84, tot regeling van het
door verwerking tot nuttige produkten
onschadelijk maken van ondeugdelijk materiaal
van dierlijke herkomst. Inwerkingtreding: 1
augustus 1957 (Stb. 1957, 260).
WIJ JULIANA, bij de
gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses
van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze
zullen zien of horen lezen, saluut! doen te
weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het
wenselijk is ter voorkoming van gevaar, schade
of hinder voor de openbare gezondheid regelen
vast te stellen omtrent het door verwerking tot
nuttige producten onschadelijk maken van
ondeugdelijk materiaal van dierlijke herkomst;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met
gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben
goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
Algemene
bepalingen
Artikel 1
Voor de toepassing van het bij
of krachtens deze wet bepaalde wordt
verstaan onder:
-
a.
Onze Minister: Onze Minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
-
b.
slachtdieren: eenhoevige dieren,
runderen, schapen, geiten, varkens en
pluimvee;
-
c.
dierlijk afval: niet voor
menselijke consumptie bestemde dode
dieren, vis daaronder begrepen, of delen
daarvan, en producten van dierlijke
oorsprong, met uitzondering van
dierlijke uitwerpselen, keukenafval en
etensresten;
-
d.
destructiemateriaal: laag-,
hoog-, en gespecificeerd
hoog-risico-materiaal als bedoeld in
artikel 2;
-
e.
verwerking:
-
1°. het verwerken van
laag-risico-materiaal tot
ingrediënten van diervoeder of
vismeel, tot voeder voor
gezelschapsdieren dan wel tot
technische of farmaceutische
producten in een verwerkingsbedrijf
voor laag-risico-materiaal,
-
2°. het onschadelijk maken
van hoog-risico-materiaal door het
te verwerken tot nuttige producten
in een verwerkingsbedrijf voor
hoog-risico-materiaal, dan wel,
-
3°. het onschadelijk maken
van gespecificeerd
hoog-risicomateriaal op andere wijze
dan onder 1° en 2° in, door of onder
verantwoordelijkheid van een
verwerkingsbedrijf voor
gespecificeerd
hoog-risico-materiaal;
-
f.
gezelschapsdieren: andere dieren
dan slachtdieren, welke niet zijn
bestemd of worden gehouden voor
dierlijke of andere productie, en door
de mens in of rond het huis worden
gehouden en verzorgd;
-
g.
diervoeder: voeder voor andere
dieren dan gezelschapsdieren, met
uitzondering van vismeel;
-
h.
verwerkingsbedrijf voor
laag-risico-materiaal: bedrijf waar
laag-risico-materiaal wordt verwerkt tot
ingrediënten van diervoeder of vismeel,
tot voeder voor gezelschapsdieren dan
wel tot technische of farmaceutische
producten;
-
i.
verwerkingsbedrijf voor
hoog-risico-materiaal: inrichting,
uitsluitend of in hoofdzaak bestemd tot
het onschadelijkmaken van
hoog-risico-materiaal door dit te
verwerken tot nuttige producten;
-
j.
verwerkingsbedrijf voor
gespecificeerd hoog-risicomateriaal:
inrichting, geschikt voor de verwerking
van gespecificeerd
hoog-risico-materiaal;
-
k.
ondernemer: natuurlijke of
rechtspersoon, aan wie of aan welke een
vergunning, als bedoeld in
artikel 5, is verleend ter zake van
de verwerking van hoog- of specifiek
hoog-risicomateriaal;
Artikel 2
-
1.Voor de
toepassing van het bij of krachtens deze
wet bepaalde wordt verstaan onder
hoog-risico-materiaal dierlijk afval,
voor zover het betreft:
-
a. gestorven slachtdieren,
alsmede gestorven voor de
landbouwproduktie gehouden dieren,
met inbegrip van doodgeboren dieren
en onvoldragen vruchten;
-
b. dieren die in het kader
van ziektebestrijdingsmaatregelen
zijn gedood;
-
c. dierlijk afval, dat
ingevolge
verordening (EG) nr. 854/2004
van het Europees Parlement en de
Raad van 29 april 2004 houdende
vaststelling van specifieke
voorschriften voor de organisatie
van officiële controles van voor
menselijke consumptie bestemde
producten van dierlijke oorsprong
(PbEU L 139 en L 226) of de
Gezondheids- en welzijnswet voor
dieren onbruikbaar moet worden
gemaakt voor voedsel voor mens en
dier, alsmede alle pluimvee - of
delen daarvan -, dat ingevolge de
Landbouwwet ongeschikt is verklaard
voor menselijke consumptie;
-
d. alle delen van een
geslacht dier, die niet aan de
keuring na het slachten zijn
onderworpen, met uitzondering van
huiden, vellen, hoeven, veren, wol,
hoornen en andere soortgelijke
delen;
-
e. alle vlees, met inbegrip
van vlees van pluimvee, alsmede vis
en wild, en alle levensmiddelen van
dierlijke oorsprong, die zijn
bedorven en derhalve een gevaar voor
de gezondheid van mens en dier
inhouden;
-
f. van buiten de lid-staten
van de Europese Gemeenschap of een
andere Staat die partij is bij de
Overeenkomst betreffende de Europese
Economische Ruimte ter invoer
aangeboden dieren, vers vlees,
daaronder begrepen vlees van
pluimvee en wild, vis, vlees- en
zuivelprodukten, die tijdens de
voorgeschreven controle niet blijken
te voldoen aan de veterinaire
voorschriften voor invoer in de
Europese Gemeenschap en de andere
Staten die partij zijn bij de
Overeenkomst betreffende de Europese
Economische Ruimte, tenzij zij
worden teruggevoerd naar het land
van herkomst dan wel invoer ervan is
toegestaan op beperkende voorwaarden
die in bepalingen van de Europese
Gemeenschap of de Overeenkomst
betreffende de Europese Economische
Ruimte zijn vastgesteld;
-
g. dode honden en katten;
-
h. dierlijk afval dat
residuen van stoffen bevat, die
gevaar kunnen opleveren voor de
gezondheid van mens of dier,
daaronder mede begrepen melk, vlees
of produkten van dierlijke
oorsprong, die door de aanwezigheid
van deze residuen niet geschikt zijn
voor menselijke consumptie;
-
i. vissen met klinische
verschijnselen van op de mens of op
vissen overdraagbare ziekten.
-
2.Onze
Minister kan ander dan het in het eerste
lid bedoelde dierlijk afval aanwijzen
als hoog-risico-materiaal. Daarbij kan
ten aanzien van categorieën van het
dierlijk afval, bedoeld in de eerste
volzin, worden bepaald dat de
artikelen 17, eerste en derde lid,
en
20, derde lid, van overeenkomstige
toepassing zijn.
-
3.Voor de
toepassing van het bij of krachtens deze
wet bepaalde wordt verstaan onder
laag-risico-materiaal dierlijk afval van
de in het eerste lid bedoelde dieren en
vis, dat niet ingevolge het eerste lid
als hoog-risico-materiaal wordt
aangemerkt, met dien verstande dat de
ingevolge onderdeel d
van dat lid daarvan uitgezonderde
produkten slechts als
laag-risico-materiaal worden aangemerkt,
voor zover deze worden gebruikt bij de
vervaardiging van ingrediënten van
diervoeder.
-
4.Voor de
toepassing van het bij of krachtens deze
wet bepaalde worden onder
laag-risico-materiaal tevens verstaan
niet voor menselijke consumptie bestemde
poten en koppen, uitsluitend afkomstig
van pluimvee waarbij noch bij de keuring
voor het slachten overeenkomstig
hoofdstuk VI van bijlage 1 bij
Richtlijn 71/118/EEG van de Raad van
de Europese Gemeenschappen van 15
februari 1971 inzake
gezondheidsvraagstukken op het gebied
van de produktie en het in de handel
brengen van vers vlees van pluimvee (PbEG
1993, L 62), noch bij de keuring van het
karkas na het slachten overeenkomstig
hoofdstuk VIII van die bijlage,
klinische verschijnselen van op mens of
dier overdraagbare ziekten zijn
vastgesteld.
-
5.Voor de
toepassing van het bij of krachtens deze
wet bepaalde worden al de in open zee
voor de produktie van vismeel gevangen
vis, alsmede al het vers visafval,
afkomstig van bedrijven die voor de
menselijke consumptie bestemde
visprodukten vervaardigen, in afwijking
van het eerste lid, aangemerkt als
laag-risico-materiaal.
-
6.Mengsels
van hoog-risico-materiaal en
laag-risico-materiaal worden voor de
toepassing van het bij of krachtens deze
wet bepaalde aangemerkt als
hoog-risico-materiaal.
-
7.Bij
regeling van Onze Minister kan als
gespecificeerd hoog-risico-materiaal
worden aangewezen:
-
8.Mengsels
van hoog-risico-materiaal en
gespecificeerd hoog-risico-materiaal,
dan wel van laag-risico-materiaal en
gespecificeerd hoog-risico-materiaal
worden aangemerkt als gespecificeerd
hoog-risico-materiaal.
Artikel 3
-
1.Hoog-risico-materiaal
wordt onschadelijk gemaakt volgens het
bij of krachtens deze wet bepaalde.
-
2.Laag-risico-materiaal
wordt volgens het bij of krachtens deze
wet bepaalde verwerkt tot ingrediënten
van diervoeder of vismeel, tot voeder
voor gezelschapsdieren of tot technische
of farmaceutische produkten, dan wel op
dezelfde wijze als hoog-risico-materiaal
onschadelijk gemaakt.
-
3.Bij
regeling van Onze Minister wordt
aangegeven op welke wijze gespecificeerd
hoog-risico-materiaal wordt verwerkt en
onschadelijk gemaakt.
-
4.[Vervallen.]
-
5.Het eerste
lid is niet van toepassing indien bij
het nemen van maatregelen als bedoeld in
artikel 21 van de Gezondheids- en
welzijnswet voor dieren
onschadelijkmaking door verbranden of
begraven wordt bevolen.
-
6.Onze
Minister van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij stelt eisen met betrekking tot
begraven en verbranden als bedoeld in
het vijfde lid.
Artikel 4
-
1.Het is
verboden destructiemateriaal aan
verwerking te onttrekken.
-
2.Het is
verboden gespecificeerd
hoog-risico-materiaal voor welk doel dan
ook te gebruiken.
-
3.Het is
verboden destructiemateriaal, anders dan
in een verwerkingbedrijf voor hoog- of
voor laag-risico-materiaal, te mengen
met ander materiaal dan
destructiemateriaal.
Artikel 4a
-
1.Het is
verboden hoog- of gespecificeerd
hoog-risicomateriaal als bedoeld in
artikel 2, eerste lid, onder
a tot en met
e, en tweede lid:
-
2.Onze
Minister van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij kan met het oog op de
gezondheid van dieren in bijzondere
gevallen ontheffing verlenen van het
verbod, bedoeld in het eerste lid.
-
3.Het is
verboden laag-risico-materiaal in
Nederland te brengen en anders dan in
doorvoer buiten Nederland te brengen,
tenzij zulks is toegestaan ingevolge de
in
artikel 4b
gestelde regelen.
-
4.Het is
verboden het eindprodukt van verwerking
in Nederland te brengen en het anders
dan in doorvoer buiten Nederland te
brengen, tenzij het voldoet aan de ter
zake door Onze Minister van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij gestelde
regelen.
-
5.Het is
verboden gespecificeerd
hoog-risicomateriaal in Nederland te
brengen vanuit een land buiten de
Europese Gemeenschap of vanuit een
zodanig land via Nederland naar een
ander land binnen de Europese
Gemeenschap door te voeren, tenzij een
Nederland bindend verdrag dat
binnenbrengen of doorvoeren toestaat.
Artikel 4b
-
1.Onze
Minister kan met betrekking tot het
brengen in Nederland en het anders dan
in doorvoer buiten Nederland brengen van
laag-risico-materiaal regelen stellen,
anders dan die bedoeld in het tweede
lid.
-
2.Onze
Minister van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij kan met het oog op de
gezondheid van dieren regelen stellen
met betrekking tot het brengen in
Nederland en het anders dan in doorvoer
buiten Nederland brengen van
laag-risico-materiaal.
Artikel 4c
Voor keuringen of controles
die voortvloeien uit de in de
artikelen 4a, vierde en vijfde lid, en
4b bedoelde regelen brengt Onze Minister
onder wiens verantwoordelijkheid deze
keuringen of controles worden uitgevoerd,
een vergoeding van kosten in rekening
overeenkomstig een door hem vastgesteld
tarief.
Artikel 4d
-
1.Onze
Minister van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij kan van het bestuur van een
produkt-, een hoofdbedrijf-, of een
bedrijfschap vorderen regels als bedoeld
in
artikel 4a, vierde
lid, in een door hem te bepalen
omvang, bij verordening te stellen.
-
2.Een
zodanige verordening en krachtens de
verordening vastgestelde nadere
voorschriften, behoeven de goedkeuring
van Onze Minister van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij.
Artikel 4e
Onze Minister oefent de hem in
de
artikelen 2, tweede en zevende lid,
3, derde lid,
7,
9, derde lid,
12, derde lid,
21, vierde lid, en
23, verleende taken en bevoegdheden uit
in overeenstemming met Onze Minister van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.
Verwerkingsbedrijven voor laag-, hoog- en
gespecificeerd hoogrisico-materiaal
Artikel 5
-
1.Het is
verboden zonder vergunning van Onze
Minister:
-
a. een verwerkingsbedrijf
voor hoog- of gespecificeerd
hoog-risicomateriaal op te richten,
in werking te hebben, in werking te
houden, uit te breiden of te
wijzigen;
-
b. een bedrijf waarin
laag-risico-materiaal wordt
opgeslagen of wordt voorbewerkt, dan
wel een verwerkingsbedrijf waarin
laag-risico-materiaal tot
ingrediënten van diervoeder of
vismeel wordt verwerkt, te beginnen,
uit te oefenen, uit te breiden of te
wijzigen;
-
c. een crematorium voor dode
paarden op te richten, in werking te
hebben, in werking te houden, uit te
breiden of te wijzigen.
-
2.Het is
verboden een verwerkingsbedrijf dat
laag-risico-materiaal gebruikt voor de
bereiding van voeder voor
gezelschapsdieren of farmaceutische of
technische produkten, te beginnen, uit
te oefenen, uit te breiden of te
wijzigen zonder dat registratie daarvan
heeft plaatsgevonden in het register van
voornoemde verwerkingsbedrijven, dat
door Onze Minister of een door hem
aangewezen orgaan wordt bijgehouden.
-
3.De
vergunning wordt voor onbepaalde tijd
verleend. De inschrijving in het
register geschiedt eveneens voor
onbepaalde tijd.
-
4.Voor de
behandeling van een aanvraag om een
vergunning en een aanvraag tot
inschrijving in een register is door de
aanvrager een vergoeding verschuldigd
volgens een door Onze Minister
vastgesteld tarief. Onze Minister regelt
de wijze van betaling van de vergoeding.
-
5.Een
aanvraag wordt niet in behandeling
genomen alvorens de in het vierde lid
bedoelde vergoeding is ontvangen.
Artikel 5a
-
1.Onze
Minister trekt de vergunning in, indien
niet meer wordt voldaan aan het bij of
krachtens deze wet bepaalde. Onze
Minister kan in het belang van een
doelmatige voorziening in de verwerking
van hoog- of gespecificeerd
hoog-risico-materiaal aan een vergunning
voor de verwerking van dat materiaal
beperkingen verbinden.
-
2.Onze
Minister haalt de inschrijving in het
register, bedoeld in
artikel 5, tweede lid, door, indien
niet meer wordt voldaan aan het bij of
krachtens deze wet bepaalde.
Artikel 6
-
1.Het is de
ondernemer verboden zonder bijzondere
vergunning van Onze Minister ander
materiaal dan destructiemateriaal ter
verwerking in een verwerkingsbedrijf
voor hoog- of gespecificeerd
hoog-risicomateriaal te verzamelen of te
doen verzamelen. Bij het verlenen van de
vergunning kunnen voorschriften worden
gegeven. Een vergunning wordt niet
verleend dan na overleg met Onze
Minister, wie het mede aangaat.
-
2.De
artikelen 5, derde lid, eerste volzin,
en
5a, eerste lid, zijn van
overeenkomstige toepassing.
Artikel 6a
Hoofdstuk 19 en artikel 21.1
van de Wet milieubeheer zijn van
overeenkomstige toepassing met betrekking
tot het verlenen, wijzigen en intrekken van
vergunningen krachtens de
artikelen 5,
5a en
6.
Artikel 7
Indien destructiemateriaal
zodanig is verpakt in of - in strijd met het
bepaalde in
artikel 4, derde lid - is vermengd met
ander materiaal dat dat destructiemateriaal
niet zonder aanmerkelijke extra kosten is te
verwerken, kan de ondernemer deze extra
kosten verhalen op degene van wie dat
destructiemateriaal afkomstig is. In de
eerste volzin bedoelde extra kosten kunnen
slechts worden verhaald voor zover dat in
overeenstemming is met door Onze Minister te
stellen nadere regelen.
Artikel 8
-
1.Een
vergunning, onderscheidenlijk een
inschrijving in het register, bedoeld in
artikel 5, tweede lid, wordt door
Onze Minister vervallen verklaard,
ingeval het verwerkingsbedrijf voor
hoog- of gespecificeerd
hoog-risicomateriaal of het bedrijf,
bedoeld in
artikel 5, eerste lid, onder
b ,
onderscheidenlijk het
verwerkingsbedrijf, door de onderneming,
anders dan tijdelijk als gevolg van
overmacht, buiten werking wordt gesteld.
-
2.Van een
beschikking ingevolge dit artikel wordt
mededeling gedaan in de
Staatscourant.
Artikel 9
-
1.Bij of
krachtens algemene maatregel van bestuur
worden regelen gesteld met betrekking
tot de inrichting en de werkwijze van de
verwerkingsbedrijven voor hoog- of
gespecificeerd hoog-risicomateriaal, de
verwerkingsbedrijven voor
laag-risico-materiaal en de bedrijven
waarin laag-risico-materiaal wordt
opgeslagen of wordt voorbewerkt, het
ophalen, het vervoer, de identificatie
en de bewaring van destructiemateriaal,
de ten aanzien van het
destructiemateriaal te voeren
administratie, alsmede het eindprodukt
van de verwerking.
-
2.Bij de in
het eerste lid bedoelde maatregel kan
worden bepaald dat het bestuur van een
produkt-, hoofdbedrijf- of bedrijfschap
nadere regels kan dan wel moet stellen
of andere besluiten kan dan wel moet
nemen.
-
3.Een
krachtens toepassing van het tweede lid
vastgestelde verordening of genomen
besluit behoeft de goedkeuring van Onze
Minister.
-
4.Een
krachtens toepassing van het tweede lid
vastgestelde verordening is verbindend
voor een ieder, voor zover daarin niet
anders is bepaald.
Artikel 10
-
1.Onze
Minister stelt voor iedere ondernemer
met het oog op een doelmatige
voorziening in de verwerking van hoog-
of gespecificeerd hoog-risicomateriaal
het gebied vast waarin deze, met
uitsluiting van andere ondernemers, ter
zake van verwerking van hoog- of
gespecificeerd hoog-risicomateriaal
werkzaam is. Onze Minister kan in
bijzondere omstandigheden daarbij
aangeven dat daarbij aangewezen
categorieën van hoog- of gespecificeerd
hoog-risicomateriaal niet mogen worden
verwerkt dan wel daarbij aangewezen
categorieën van hoog- of gespecificeerd
hoog-risicomateriaal uitsluitend mogen
worden verwerkt. Het in de eerste volzin
bedoelde gebied kan, voor zover daarover
overeenstemming bestaat met de andere
lid-staat van de Europese Gemeenschap,
zich mede uitstrekken tot het
grondgebied of een deel van het
grondgebied van die andere lid-staat.
Onze Minister kan tevens voor een
buitenlands verwerkingsbedrijf voor
hoog- of gespecificeerd
hoog-risicomateriaal een gebied binnen
Nederland aanwijzen, waarin deze, met
uitsluiting van andere ondernemers, met
inachtneming van de door het land van
vestiging gestelde regels, ter zake van
verwerking van hoog- of gespecificeerd
hoog-risicomateriaal werkzaam is.
-
2.Onze
Minister kan in het belang van een
doelmatige voorziening in de verwerking
van hoog- of gespecificeerd
hoog-risicomateriaal en met inachtneming
van het derde en achtste lid de in het
eerste lid bedoelde gebieden wijzigen.
-
3.Ingeval een
gebied wordt gewijzigd, dan wel
wijziging wordt gebracht in de te
verwerken categorieën van hoog- of
gespecificeerd hoog-risicomateriaal,
wordt door Onze Minister, de daarbij
betrokken ondernemers gehoord,
vastgesteld:
-
a. een aan de ondernemer naar
de mate van zijn nadeel tengevolge
van de wijziging door het Rijk toe
te kennen schadeloosstelling;
-
b. een door de ondernemer
naar de mate van zijn voordeel
tengevolge van de wijziging aan het
Rijk te betalen bedrag.
-
4.Een
ondernemer kan, als gevolg van
overmacht, in afwijking van het bepaalde
in het eerste lid, met toestemming van
Onze Minister, door overdracht tijdelijk
zijn werkzaamheden geheel of
gedeeltelijk doen verrichten door een of
meer andere ondernemers.
-
5.Overdracht
van werkzaamheden, als bedoeld in het
vierde lid, kan door Onze Minister voor
de duur der overmacht aan een ondernemer
worden opgelegd. Iedere daarbij door
Onze Minister aangewezen ondernemer is
verplicht de over te dragen
werkzaamheden te verrichten. Het derde
lid is met betrekking tot het toekennen
van schadeloosstelling aan of het
betalen van een bedrag door de
ondernemer van overeenkomstige
toepassing. Aan de ondernemer, tegen wie
wegens handelen of nalaten in strijd met
de bij of krachtens deze wet aan hem
opgelegde verplichtingen de bijkomende
straf is uitgesproken, bedoeld in
artikel 7, onder c,
van de Wet op de economische delicten,
wordt terzake van overdracht van
werkzaamheden tijdens de duur van deze
straf geen schadeloosstelling toegekend.
-
6.Bij
algemene maatregel van bestuur kunnen
nadere voorschriften worden gegeven
omtrent de vaststelling van de
schadeloosstelling en het bedrag, als
bedoeld in het derde lid en als bedoeld
in het vijfde lid, alsmede omtrent de
wijze van betaling daarvan.
-
7.Van een
beschikking ingevolge dit artikel wordt
mededeling gedaan in de
Staatscourant.
-
8.Indien de
derde of vierde volzin van het eerste
lid is toegepast, zijn het derde tot en
met zesde lid slechts van toepassing,
voor zover dat niet in strijd is met het
nationale recht van de betrokken andere
lid-staat van de Europese Gemeenschap.
Artikel 11
Hoofden en bestuurders van
verwerkingsbedrijven van hoog- of
gespecificeerd hoog-risicomateriaal,
verwerkingsbedrijven van
laag-risico-materiaal of bedrijven waarin
laag-risico-materiaal wordt opgeslagen of
wordt voorbewerkt, nemen alle maatregelen
die nodig zijn om te verzekeren dat de ter
zake van hun categorie van bedrijven bij of
krachtens deze wet gestelde regels worden
nageleefd.
Destructiemateriaal
Artikel 12
-
1.De eigenaar
of houder van hoog- of gespecificeerd
hoog-risicomateriaal is verplicht het
overeenkomstig door Onze Minister te
stellen regelen te administreren, het
aan te geven bij, alsmede het ter
beschikking te houden van en af te staan
aan de ondernemer binnen wiens
werkgebied het materiaal zich bevindt.
-
2.De
ondernemer is verplicht tot het ophalen,
het vervoeren en de verwerking van het
in het eerste lid bedoelde hoog- of
gespecificeerd hoog-risicomateriaal,
overeenkomstig de bij of krachtens deze
wet gegeven regelen.
-
3.De eigenaar
of houder van laag-risico-materiaal is
verplicht zorg te dragen dat dat
materiaal overeenkomstig door Onze
Minister te stellen regelen wordt
verpakt, geëtiketteerd en bewaard.
Artikel 13
-
1.Door Onze
Minister kan, zo nodig onder door hem te
stellen voorschriften, ontheffing worden
verleend van de in
artikel 12 bedoelde verplichtingen
ten aanzien van hoog- of gespecificeerd
hoog-risicomateriaal, dat door
bijzondere omstandigheden niet
overeenkomstig de bij of krachtens deze
wet gegeven regelen kan worden
opgehaald, vervoerd of onschadelijk
gemaakt. Daarbij wordt in elk geval
voorzien in de wijze van onschadelijk
maken ervan.
-
2.Artikel
12, eerste en tweede lid, vindt geen
toepassing ten aanzien van hoog- of
gespecificeerd hoog-risicomateriaal dat
aan wetenschappelijk onderzoek wordt
onderworpen in door Onze Minister
aangewezen inrichtingen, met
inachtneming van door hem gestelde
voorschriften.
-
3.Artikel
12 vindt geen toepassing ten aanzien
van dode honden, katten en paarden die
overeenkomstig bij algemene maatregel
van bestuur gestelde regels op andere
wijze onschadelijk worden gemaakt.
Daarbij kan tevens worden voorzien in
regels omtrent de inrichting van
crematoria voor dode paarden, alsmede
het ophalen en het vervoeren van dode
paarden.
-
4.Artikel
3, tweede lid, is niet van
toepassing op laag-risico-materiaal,
dat:
-
a. wordt bestemd voor het
vervoederen aan dieren, waarvan de
eigenaar of houder, dan wel een
bedrijf als bedoeld in
artikel 5, eerste lid, onder b,
dat voeder voor edelpelsdieren
bereidt, op grond van bijzondere
omstandigheden van Onze Minister een
daartoe strekkende ontheffing heeft
ontvangen; aan een ontheffing kunnen
voorschriften worden verbonden;
-
b. aan wetenschappelijk
onderzoek wordt onderworpen in door
Onze Minister aangewezen
inrichtingen, met inachtneming van
door hem gestelde voorschriften.
-
5.Met
betrekking tot een ontheffing als
bedoeld in het eerste, onderscheidenlijk
vierde lid kan Onze Minister regelen
stellen aangaande de vordering van
gelden van belanghebbenden ter
bestrijding van de kosten, verbonden aan
de uitvoering van het eerste,
onderscheidenlijk vierde, lid.
-
6.Artikel
12, eerste en tweede lid, vindt geen
toepassing ten aanzien van hoog- of
gespecificeerd hoog-risicomateriaal dat
ten gevolge van contact met of
beïnvloeding anderszins door
splijtstoffen, ertsen, radioactieve
stoffen of ioniserende stralen
uitzendende toestellen zodanig is
bestraald of besmet, dat gevaar voor de
openbare gezondheid te duchten is.
Artikel 14
De eigenaar van
destructiemateriaal heeft, volgens bij
algemene maatregel van bestuur te stellen
regelen, aanspraak op een door de ondernemer
te betalen vergoeding voor de huiden van
eenhoevige en herkauwende dieren, behoudens
in bij die algemene maatregel van bestuur
aangegeven uitzonderingsgevallen.
Artikel 15 [Vervallen
per 01-01-2006]
Plaatselijke
voorzieningen
Artikel 16
De aan de gemeenteraad
ingevolge de artikelen 147 en 149 van de
Gemeentewet (Stb.
1992,96) toekomende bevoegdheid wordt ten
aanzien van het onderwerp, waarin deze wet
voorziet, slechts beperkt door hetgeen bij
of krachtens deze wet uitdrukkelijk is
geregeld.
Artikel 17
-
1.Bij
plaatselijke verordening worden ten
aanzien van hoog-risico-materiaal als
bedoeld in
artikel 2, eerste lid, onder
g , regelen
gesteld ter zake van:
-
a. de aangifte en de bewaring
door de eigenaar of houder van dat
hoog-risico-materiaal;
-
b. het ophalen en het vervoer
van dat hoog-risico-materiaal;
-
c. de overdracht van dat
hoog-risico-materiaal aan de
ondernemer.
-
2.Indien en
voor zover onschadelijkmaking
plaatsvindt op een wijze als aangegeven
in de krachtens
artikel 13, derde lid, gegeven
regelen, behoeven de in het eerste lid
bedoelde regelen niet te worden gesteld.
-
3.Indien en
voorzover omtrent de in het eerste lid,
onder b en
c, genoemde
onderwerpen tussen de gemeente en de
ondernemer een overeenkomst wordt
gesloten, behoeft de plaatselijke
verordening daaromtrent geen bepalingen
te bevatten.
Artikel 18 [Vervallen
per 17-05-1995]
Artikel 19 [Vervallen
per 01-12-1994]
Artikel 20
-
1.Indien
gemeenten, hetzij afzonderlijk, hetzij
gezamenlijk, in overeenstemming met de
ondernemer een voorziening treffen
terzake van het op een of meer
verzamelplaatsen bijeenbrengen van hoog-
of gespecificeerd hoog-risicomateriaal,
wordt in de deswege te harer laste
komende kosten jaarlijks bijgedragen
door de ondernemer naar de mate van zijn
uit de getroffen voorziening
voortspruitende voordelen.
-
2.Indien
tussen de gemeente en de ondernemer geen
overeenstemming wordt bereikt omtrent de
bijdrage, bedoeld in het vorige lid, kan
elk der partijen de bemiddeling inroepen
van Gedeputeerde Staten of, indien de
voorziening gemeenten betreft, welke
niet in dezelfde provincie liggen, van
een commissie uit Gedeputeerde Staten
der betrokken provinciën.
-
3.De gemeente
verstrekt jaarlijks aan de ondernemer
een bijdrage ter bestrijding van de
werkelijke kosten die in het
desbetreffende jaar zijn gemaakt ter
zake van het ophalen van dode honden en
katten.
Financiering
Artikel 21
-
1.De
ondernemers kunnen aan de natuurlijke
personen en rechtspersonen die
-
a. hoog-risico-materiaal als
bedoeld in
artikel 2, eerste lid, onder a,
aanbieden een vergoeding in rekening
brengen ter zake van het ophalen;
-
b. gespecificeerd
hoog-risico-materiaal als bedoeld in
artikel 2, zevende, achtste of
negende lid, aanbieden een
vergoeding in rekening brengen ter
zake van het ophalen, vervoeren,
voorbewerken, verbranden, begraven
of op andere wijze onschadelijk
maken van dat materiaal.
-
2.De totale
opbrengst van de vergoedingen
overschrijdt de werkelijke kosten van
het ophalen, bedoeld in het eerste lid,
onder a, onderscheidenlijk het ophalen,
vervoeren, voorbewerken, verbranden,
begraven of op andere wijze onschadelijk
maken, bedoeld in het eerste lid, onder
b, niet.
-
3.De
werkelijke kosten worden berekend als
volgt:
-
a. de op jaarbasis door de
ondernemers te maken kosten van het
ophalen van het
hoog-risico-materiaal, bedoeld in
het eerste lid, onder a, verminderd
met de waarde daarvan voorafgaand
aan verwerking en het bij regeling
van Onze Minister vast te stellen
percentage van de winst van de
ondernemers op de verwerking van dit
materiaal;
-
b. de op jaarbasis door de
ondernemers te maken kosten van het
ophalen, vervoeren, voorbewerken,
verbranden, begraven of op andere
wijze onschadelijk maken van het
gespecificeerd
hoog-risico-materiaal, bedoeld in
het eerste lid, onder b.
-
4.De
tariefstelling en wijzigingen daarvan
behoeven jaarlijks instemming van Onze
Minister. Alvorens instemming wordt
verleend, wordt het voornemen daartoe
schriftelijk medegedeeld aan de beide
kamers der Staten-Generaal. Instemming
wordt niet eerder verleend dan nadat
vier weken zijn verstreken na die
mededeling. De instemming wordt bekend
gemaakt in de Staatscourant.
-
5.De
ondernemer verschaft desgevraagd alle
noodzakelijke informatie aan Onze
Minister ten behoeve van de instemming,
bedoeld in het vierde lid. Deze
informatie gaat vergezeld van een
verklaring omtrent de betrouwbaarheid
van de informatie, opgesteld door een
accountant als bedoeld in artikel 393,
eerste lid, van Boek 2 van het
Burgerlijk Wetboek.
Beroep
Artikel 22
Beroep staat open
overeenkomstig hoofdstuk 20 van de Wet
milieubeheer.
Uitvoering van
verdragen
Artikel 23
-
1.Bij
algemene maatregel van bestuur kunnen
ter uitvoering van een krachtens het
Verdrag tot oprichting van de Europese
Gemeenschap of een ander verdrag tot
stand gekomen bindend besluit nadere, zo
nodig van deze wet afwijkende, regels
worden gesteld.
-
2.In gevallen
waarin de totstandkoming van een
algemene maatregel van bestuur niet kan
worden afgewacht, kunnen bij
ministeriële regeling zodanige regels
worden gesteld, die zo nodig van de
algemene maatregel van bestuur, bedoeld
in het eerste lid, afwijken.
-
3.De
ministeriële regeling vervalt een jaar
nadat zij in werking is getreden, of,
indien binnen die termijn een algemene
maatregel van bestuur ter vervanging van
die regeling in werking is getreden, op
het tijdstip waarop de maatregel in
werking treedt. De regeling kan door
Onze Minister, mits met redenen omkleed,
eenmaal met ten hoogste een jaar worden
verlengd.
Toezicht
Artikel 24
-
1.Met het
toezicht op de naleving van het bepaalde
bij of krachtens deze wet zijn belast de
bij besluit van Onze Minister en Onze
Minister van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij gezamenlijk aangewezen
ambtenaren.
-
2.Van een
besluit als bedoeld in het eerste lid
wordt mededeling gedaan door plaatsing
in de Staatscourant.
Artikel 24a
Van elke krachtens artikel
5:18 van de Algemene wet bestuursrecht
onderzochte zaak, wordt aan de
belanghebbende op diens verzoek een
vergoeding gegeven ter grootte van het
bedrag waarmee haar verkoopwaarde ten
gevolge van het onderzoek is verminderd. Bij
of krachtens algemene maatregel van bestuur
kunnen regels worden gesteld omtrent de
wijze waarop de vergoeding wordt vastgesteld
en uitgekeerd.
Artikel 24b
De in
artikel 24 bedoelde ambtenaren zijn
bevoegd, met medeneming van de benodigde
apparatuur, een woning binnen te treden
zonder toestemming van de bewoner, voor
zover deze bevoegdheid strekt tot het zich
begeven naar en het betreden van in de
woning aanwezige bedrijfsruimten.
Artikel 24c
-
1.Voor zover
het in artikel 5:18 van de Algemene wet
bestuursrecht bedoelde onderzoek niet
geschiedt ter plaatse waar de zaak is
aangetroffen, wordt het uitgevoerd in
het laboratorium van de Voedsel en Waren
Autoriteit.
-
2.Onze
Minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit kan, zo nodig onder het
stellen van nadere regels, categorieën
van gevallen aanwijzen, waarin het
onderzoek, in afwijking van het eerste
lid, geheel of voor een deel wordt
uitgevoerd in een daartoe in het
bijzonder uitgerust ander laboratorium,
door hem te dien einde aangewezen.
Overgangs- en
slotbepalingen
Artikel 25 [Vervallen
per 01-01-2006]
Artikel 26
[Dit
artikel bevat wijzigingen in andere
regelgeving]
Artikel 27
[Dit
artikel bevat wijzigingen in andere
regelgeving]
Artikel 28 [Vervallen
per 01-04-1994]
Artikel 29
Het Destructiebesluit 1942
vervalt.
Artikel 30
Deze wet kan worden aangehaald
onder de titel "Destructiewet".
Artikel 31
Deze wet treedt in werking op
een door Ons te bepalen tijdstip. Wij
behouden Ons voor een ander tijdstip vast te
stellen, waarop
artikel 23 in werking treedt, in welk
geval artikel 11 van het Destructiebesluit
1942 op dat tijdstip vervalt.
Lasten en bevelen,
dat deze in het Staatsblad zal worden
geplaatst, en dat alle Ministeriële
Departementen, Autoriteiten, Colleges en
Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de
nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven ten Paleize Soestdijk, 21 februari
1957
JULIANA
De Minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid,
J.G. Suurhoff
De Minister van Landbouw, Visserij en
Voedselvoorziening,
Mansholt
Uitgegeven de tweeëntwintigste maart
1957
De Minister van Justitie,
Samkalden
|
|