MEMORIE VAN TOELICHTING
WET van 14 maart 2002,
Stb.
2002, 153, houdende regeling van
het conflictenrecht inzake de familierechtelijke
betrekkingen uit hoofde van afstamming (Wet
conflictenrecht afstamming).
Inwerkingtreding: 1 mei 2003 (Stb.
2003, 161).
WIJ BEATRIX, bij de
gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze
zullen zien of horen lezen, saluut! doen te
weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het
wenselijk is bij de wet regels te stellen met
betrekking tot het conflictenrecht inzake
familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van
afstamming;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met
gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben
goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
Hoofdstuk 1.
Familierechtelijke betrekkingen door
geboorte
Artikel 1
-
1.Of een kind
door geboorte in familierechtelijke
betrekkingen komt te staan tot de vrouw
uit wie het is geboren en de met haar
gehuwde of gehuwd geweest zijnde man,
wordt bepaald door het recht van de
staat van de gemeenschappelijke
nationaliteit van de vrouw en de man of,
indien dit ontbreekt, door het recht van
de staat waar de vrouw en de man elk hun
gewone verblijfplaats hebben, of indien
ook dit ontbreekt, door het recht van de
staat van de gewone verblijfplaats van
het kind.
-
2.Voor de
toepassing van het eerste lid is
bepalend het tijdstip van de geboorte
van het kind, dan wel indien het
huwelijk van de ouders voordien is
ontbonden, dat van de ontbinding.
-
3.Hebben de
vrouw en de man meer dan één
gemeenschappelijke nationaliteit, dan
worden zij voor de toepassing van het
eerste lid geacht geen
gemeenschappelijke nationaliteit te
hebben.
Artikel 2
-
1.Of
familierechtelijke betrekkingen als
bedoeld in
artikel 1 in een gerechtelijke
procedure tot gegrondverklaring van een
ontkenning kunnen worden tenietgedaan,
wordt bepaald door het recht dat
ingevolge dat artikel op het bestaan van
die betrekkingen toepasselijk is.
-
2.Is volgens
het in het eerste lid bedoelde recht
ontkenning niet of niet meer mogelijk,
dan kan de rechter, indien zulks in het
belang is van het kind en de ouders en
het kind een daartoe strekkend
gezamenlijk verzoek doen, een ander in
artikel 1 genoemd recht toepassen,
dan wel het recht toepassen van de staat
van de gewone verblijfplaats van het
kind ten tijde van de ontkenning of het
Nederlandse recht.
-
3.Ongeacht
het ingevolge het eerste of het tweede
lid toepasselijke recht is in de daar
bedoelde gerechtelijke procedure artikel
212 van Boek 1 van het Burgerlijk
Wetboek van toepassing.
-
4.Of
familierechtelijke betrekkingen tussen
een kind en de met zijn moeder gehuwde
of gehuwd geweest zijnde man door een
verklaring houdende ontkenning door de
moeder ten overstaan van de ambtenaar
van de burgerlijke stand kunnen worden
tenietgedaan, wordt bepaald door het
recht dat ingevolge
artikel 1 op het bestaan van die
betrekkingen toepasselijk is.
Onverminderd het eerste en het tweede
lid, kan een zodanige verklaring slechts
worden afgelegd indien de met de moeder
gehuwde of gehuwd geweest zijnde nog
levende man erin toestemt en indien
tegelijkertijd familierechtelijke
betrekkingen tussen het kind en een
andere man ontstaan of worden gevestigd.
Artikel 3
-
1.Of tussen
een vrouw en het buiten huwelijk uit
haar geboren kind door geboorte
familierechtelijke betrekkingen
ontstaan, wordt bepaald door het recht
van de staat van de nationaliteit van de
vrouw. In elk geval ontstaan zodanige
betrekkingen indien de vrouw haar gewone
verblijfplaats in Nederland heeft.
-
2.Voor de
toepassing van het eerste lid is
bepalend het tijdstip van de geboorte.
-
3.Het eerste
en het tweede lid laten onverlet de
toepassing van de op 12 september 1962
te Brussel tot stand gekomen
Overeenkomst betreffende de vaststelling
van betrekkingen tussen het onwettige
kind en zijn moeder (Trb. 1963, 93).
Hoofdstuk 2.
Familierechtelijke betrekkingen door
erkenning of gerechtelijke vaststelling van
het vaderschap
Artikel 4
-
1.Of
erkenning door een man
familierechtelijke betrekkingen doet
ontstaan tussen hem en een kind, wordt,
wat betreft de bevoegdheid van de man en
de voorwaarden voor de erkenning,
bepaald door het recht van de staat
waarvan de man de nationaliteit bezit.
Indien volgens dat recht erkenning niet
of niet meer mogelijk is, is bepalend
het recht van de staat van de gewone
verblijfplaats van het kind. Is zij ook
volgens dat recht niet of niet meer
mogelijk, dan is bepalend het recht van
de staat waarvan het kind de
nationaliteit bezit. Is zij volgens dat
recht ook niet of niet meer mogelijk,
dan is bepalend het recht van de staat
van de gewone verblijfplaats van de man.
-
2.Ongeacht
het ingevolge het eerste lid
toepasselijke recht, bepaalt het
Nederlandse recht of een Nederlandse
gehuwde man bevoegd is een kind van een
andere vrouw dan zijn echtgenote te
erkennen.
-
3.De akte van
erkenning en de latere vermelding van de
erkenning vermelden het recht dat
ingevolge het eerste of het tweede lid
is toegepast.
-
4.Ongeacht
het ingevolge het eerste lid
toepasselijke recht, is op de
toestemming van de moeder,
onderscheidenlijk het kind, tot de
erkenning toepasselijk het recht van de
staat waarvan de moeder,
onderscheidenlijk het kind, de
nationaliteit bezit. Bezit de moeder,
onderscheidenlijk het kind, de
Nederlandse nationaliteit, dan is het
Nederlandse recht van toepassing. Indien
het toepasselijke recht de erkenning
niet kent, is toepasselijk het recht van
de staat van de gewone verblijfplaats
van de moeder, onderscheidenlijk het
kind. Het op de toestemming
toepasselijke recht bepaalt tevens of
bij gebreke van toestemming deze kan
worden vervangen door een rechterlijke
beslissing.
-
5.Voor de
toepassing van de voorgaande leden is
bepalend het tijdstip van de erkenning
en de toestemming.
Artikel 5
Of en op welke wijze een
erkenning kan worden tenietgedaan, wordt,
wat betreft de bevoegdheid van de man en de
voorwaarden voor de erkenning, bepaald door
het ingevolge
artikel 4, eerste en tweede lid,
toegepaste recht, en wat betreft de
toestemming van de moeder, onderscheidenlijk
het kind, door het recht dat ingevolge
artikel 4, vierde lid, toepasselijk is.
Artikel 6
-
1.Of en onder
welke voorwaarden het vaderschap van een
man gerechtelijk kan worden vastgesteld,
wordt bepaald door het recht van de
staat van de gemeenschappelijke
nationaliteit van de man en de moeder
of, indien dit ontbreekt, door het recht
van de staat van hun gemeenschappelijke
gewone verblijfplaats of, indien ook dit
ontbreekt, door het recht van de staat
van de gewone verblijfplaats van het
kind.
-
2.Voor de
toepassing van het eerste lid is
bepalend het tijdstip van de indiening
van het verzoek. Is de man of de moeder
op dat tijdstip overleden, dan is, bij
gebreke van een gemeenschappelijke
nationaliteit op het tijdstip van zijn
overlijden, toepasselijk het recht van
de staat van de gemeenschappelijke
gewone verblijfplaats van de man en de
moeder op dat tijdstip of, indien ook
dat ontbreekt, het recht van de staat
van de gewone verblijfplaats van het
kind op het tijdstip van de indiening
van het verzoek.
-
3.Hebben de
man en de vrouw meer dan één
gemeenschappelijke nationaliteit, dan
worden zij voor de toepassing van de
voorgaande leden geacht geen
gemeenschappelijke nationaliteit te
hebben.
Hoofdstuk 3.
Familierechtelijke betrekkingen door
wettiging
Artikel 7
-
1.Of een kind
door het huwelijk van een van zijn
ouders, dan wel door een nadien genomen
beslissing van een rechterlijke of
andere bevoegde autoriteit, wordt
gewettigd, wordt bepaald door de op 10
december 1970 te Rome tot stand gekomen
Overeenkomst inzake wettiging door
huwelijk (Trb. 1972, 61).
-
2.Indien
toepassing van het eerste lid niet leidt
tot de wettiging, kunnen
familierechtelijke betrekkingen door
wettiging worden gevestigd volgens het
recht van de staat van de gewone
verblijfplaats van het kind.
-
3.Het eerste
en het tweede lid gelden niet indien een
van de ouders de Nederlandse
nationaliteit bezit en het huwelijk niet
geldig is voltrokken in overeenstemming
met het bepaalde in de artikelen 4 en 5
van de Wet conflictenrecht huwelijk.
-
4.Voor de
toepassing van de voorgaande leden is
bepalend het tijdstip van het huwelijk
van de ouders, dan wel, bij de
totstandkoming van de familierechtelijke
betrekkingen door de beslissing van een
rechterlijke of andere bevoegde
autoriteit, het tijdstip van de
indiening van het verzoek of de
vordering.
Hoofdstuk 4. De
inhoud van de familierechtelijke
betrekkingen uit hoofde van afstamming
Artikel 8
-
1.Onverminderd
hetgeen ten aanzien van bijzondere
onderwerpen is bepaald, wordt de inhoud
van de familierechtelijke betrekkingen
tussen ouders en kind bepaald door het
recht van de staat van de
gemeenschappelijke nationaliteit van de
ouders of, indien dit ontbreekt, door
het recht van de staat van hun
gemeenschappelijke gewone verblijfplaats
of, indien ook dit ontbreekt, door het
recht van de staat van de gewone
verblijfplaats van het kind.
-
2.Bestaan
alleen familierechtelijke betrekkingen
tussen de moeder en het kind, dan wordt
de inhoud van deze familierechtelijke
betrekkingen bepaald door het recht van
de staat van de gemeenschappelijke
nationaliteit van de moeder en het kind.
Bij gebreke van een gemeenschappelijke
nationaliteit wordt zij bepaald door het
recht van de gewone verblijfplaats van
het kind.
-
3.Hebben de
vrouw en de man meer dan één
gemeenschappelijke nationaliteit, dan
worden zij voor de toepassing van de
voorgaande leden geacht geen
gemeenschappelijke nationaliteit te
hebben.
Hoofdstuk 5. De
erkenning van buitenslands tot stand gekomen
rechterlijke beslissingen, rechtsfeiten en
rechtshandelingen waarbij familierechtelijke
betrekkingen uit hoofde van afstamming zijn
vastgesteld of gewijzigd
Artikel 9
-
1.Een
buitenslands tot stand gekomen
onherroepelijke rechterlijke beslissing
waarbij familierechtelijke betrekkingen
uit hoofde van afstamming zijn
vastgesteld of gewijzigd, wordt in
Nederland van rechtswege erkend, tenzij
-
a. er voor de rechtsmacht van
de rechter kennelijk onvoldoende
aanknoping bestond met de
rechtssfeer van zijn land;
-
b. aan die beslissing
kennelijk geen behoorlijk onderzoek
of behoorlijke rechtspleging is
voorafgegaan, of
-
c. de erkenning van die
beslissing kennelijk in strijd met
de openbare orde zou zijn.
-
2.De
erkenning van de beslissing kan, ook
wanneer daarbij een Nederlander
betrokken is, niet wegens strijd met de
openbare orde worden geweigerd op de
enkele grond dat daarop een ander recht
is toegepast dan uit de bepalingen van
deze wet zou zijn gevolgd.
-
3.De
beslissing is niet vatbaar voor
erkenning indien zij onverenigbaar is
met een onherroepelijk geworden
beslissing van de Nederlandse rechter
inzake de vaststelling of wijziging van
dezelfde familierechtelijke
betrekkingen.
-
4.De
voorgaande leden laten de toepassing van
de in
artikel 7, eerste lid, bedoelde
overeenkomst onverlet.
Artikel 10
-
1.De
bepalingen van
artikel 9, eerste lid, onderdelen b en
c, tweede en derde lid, zijn van
overeenkomstige toepassing op
buitenslands tot stand gekomen
rechtsfeiten of rechtshandelingen
waarbij familierechtelijke betrekkingen
zijn vastgesteld of gewijzigd, welke
zijn neergelegd in door een bevoegde
instantie overeenkomstig de plaatselijke
voorschriften opgemaakte akte.
-
2.Een
weigeringsgrond als bedoeld in
artikel 9, eerste lid, onderdeel c,
doet zich met betrekking tot de
erkenning in elk geval voor
-
a. indien deze is verricht
door een Nederlander die naar
Nederlands recht niet bevoegd zou
zijn het kind te erkennen;
-
b. indien, wat de toestemming
van de moeder of het kind betreft,
niet is voldaan aan de vereisten van
het recht dat ingevolge
artikel 4, vierde lid,
toepasselijk is, of
-
c. indien de akte kennelijk
op een schijnhandeling betrekking
heeft.
-
3.De
voorgaande leden laten de toepassing van
de in
artikel 7, eerste lid, genoemde
overeenkomst onverlet.
Artikel 11
Deze wet is van toepassing op
rechtsbetrekkingen die na haar
inwerkingtreding worden vastgesteld of
gewijzigd alsmede op de erkenning van na
haar inwerkingtreding buitenslands
vastgestelde of gewijzigde
rechtsbetrekkingen.
Artikel 12
Deze wet treedt in werking op
een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.
Artikel 13
Deze wet wordt aangehaald als:
Wet conflictenrecht afstamming.
Lasten en bevelen
dat deze in het Staatsblad zal worden
geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten,
colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de
nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 14 maart 2002
BEATRIX
De Minister van Justitie,
A.H. Korthals
Uitgegeven de achtentwintigste maart
2002
De Minister van Justitie,
A.H. Korthals
|
|