WET van 10 juli 1995,
Stb.
1995, 368, houdende bepalingen ten
aanzien van het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf.
Inwerkingtreding: 1 januari 1996 (Stb.
1995, 532).
WIJ BEATRIX, bij de
gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze
zullen zien of horen lezen, saluut! doen te
weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het
wenselijk is wettelijke bepalingen vast te
stellen ten aanzien van het
natura-uitvaartverzekeringsbedrijf;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met
gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben
goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
Hoofdstuk 1.
Inleidende bepalingen
Artikel 1
In deze wet en de daarop
berustende bepalingen wordt - voor zover
niet anders blijkt - verstaan onder:
-
a.
overeenkomsten van
natura-uitvaartverzekering:
overeenkomsten van verzekering in
verband met de verzorging van de
uitvaart van de mens die uitsluitend
strekken tot het verrichten van andere
dan geldelijke prestaties;
-
b.
natura-uitvaartverzekeringsbedrijf: het
als bedrijf sluiten van overeenkomsten
van natura-uitvaartverzekering voor
eigen rekening, met inbegrip van het
afwikkelen van de in dat bedrijf
gesloten overeenkomsten van
natura-uitvaartverzekering, ook al wordt
daarmee niet beoogd het maken van winst;
-
c.
verzekeraar: ieder die het
natura-uitvaartverzekeringsbedrijf
uitoefent, met uitzondering van
levensverzekeraars als bedoeld in
artikel 1, eerste lid, onderdeel
g, van de Wet
toezicht verzekeringsbedrijf 1993;
-
d.
vestiging: zetel of bijkantoor
van een verzekeraar op het grondgebied
van een staat;
-
e.
zetel: plaats waar de verzekeraar
overeenkomstig zijn statuten zijn zetel
heeft;
-
f.
bijkantoor: elke duurzame
aanwezigheid, met uitzondering van de
zetel, van een verzekeraar op het
grondgebied van een staat, ook indien er
slechts sprake is van een bureau,
beheerd door eigen personeel van de
verzekeraar of door een zelfstandig
persoon die gemachtigd is duurzaam voor
de verzekeraar op te treden;
-
g.
verrichten van diensten: het in
de uitoefening van het
natura-uitvaartverzekeringsbedrijf
sluiten van een overeenkomst van
natura-uitvaartverzekering vanuit een
vestiging, gelegen in een andere staat
dan die waar de verzekeringnemer zijn
gewone verblijfplaats heeft;
-
h.
premie: de in geld uitgedrukte
prestatie, door de verzekeringnemer
verschuldigd uit hoofde van een
overeenkomst van
natura-uitvaartverzekering;
-
i.
vertegenwoordiger: degene die
door een verzekeraar met zetel buiten
Nederland is aangesteld om hem in
Nederland te vertegenwoordigen bij de
uitoefening van zijn bevoegdheden en bij
de naleving van de voorschriften die
ingevolge deze wet voor hem gelden;
-
j.
acquisitie: alle handelingen,
strekkende tot het voorbereiden of tot
stand brengen van overeenkomsten van
natura-uitvaartverzekering;
-
k.
Onze Minister: Onze Minister van
Financiën;
-
l.
toezichthoudende autoriteit: de
instantie die in enige staat bij of
krachtens de wet met het toezicht op het
natura-uitvaartverzekeringsbedrijf is
belast;
-
m.
gekwalificeerde deelneming: een
rechtstreeks of middellijk belang van
ten minste 10 procent van het geplaatste
aandelenkapitaal van een onderneming, of
het rechtstreeks of middellijk kunnen
uitoefenen van ten minste 10 procent van
de stemrechten in een onderneming, of
het rechtstreeks of middellijk kunnen
uitoefenen van een daarmee vergelijkbare
zeggenschap in een onderneming; bij het
bepalen van het aantal stemrechten, dat
iemand in een onderneming of instelling
heeft, worden tot diens stemrechten mede
gerekend de stemrechten waarover hij
beschikt of geacht wordt te beschikken
op grond van artikel 13 van de Wet
melding zeggenschap en kapitaalbelang in
effectenuitgevende instellingen;
-
n.
Pensioen- & Verzekeringskamer: de
Pensioen- & Verzekeringskamer, bedoeld
in artikel 2, eerste lid, van de Wet
toezicht verzekeringsbedrijf 1993;
-
o.
groep: een groep als bedoeld in
artikel 24b van Boek 2 van het
Burgerlijk Wetboek, met dien verstande
dat indien een natuurlijk persoon,
rechtspersoon of vennootschap:
-
1°. via een formele of
feitelijke zeggenschapsstructuur
invloed kan uitoefenen op een of
meer andere natuurlijke personen,
rechtspersonen of vennootschappen;
of
-
2°. in een of meer andere
rechtspersonen of vennootschappen
een deelneming heeft als bedoeld in
artikel 24c van Boek 2 van het
Burgerlijk Wetboek, dan wel, voor
zover het natuurlijke personen
betreft, een met een deelneming
overeenkomende positie,
die natuurlijke persoon,
rechtspersoon of vennootschap tezamen
met die andere natuurlijke persoon,
rechtspersoon of vennootschap dan wel
natuurlijke personen, rechtspersonen of
vennootschappen wordt aangemerkt als
groep.
Artikel 3
-
1.De
Pensioen- & Verzekeringskamer brengt
jaarlijks over haar werkzaamheden en
bevindingen ingevolge deze wet aan Ons
verslag uit. In het verslag worden niet
opgenomen de door haar gegeven
aanwijzingen, bedoeld in
artikel 27, eerste lid, waarvan geen
mededeling is gedaan, noch wordt ten
aanzien van afzonderlijke verzekeraars
melding gemaakt van inlichtingen die
niet in de openbaar te maken staten,
bedoeld in
artikel 33, vierde lid, zijn
opgenomen. Een oordeel over enige
verzekeraar wordt in dit verslag niet
kenbaar gemaakt.
Artikel 5
Voor de toepassing van deze
wet en de daarop berustende bepalingen wordt
het sluiten van overeenkomsten die strekken
tot fondsvorming ter voldoening van de
verzorging van de uitvaart van de mens als
uitoefening van het
natura-uitvaartverzekeringsbedrijf beschouwd
indien deze overeenkomsten worden aangegaan
door verzekeraars en voor deze verzekeraars
geen beleggingsrisico inhouden.
Artikel 5a
-
1.De
Pensioen- & Verzekeringskamer werkt
samen met de autoriteiten die ingevolge
de Wet toezicht beleggingsinstellingen,
de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de
Wet toezicht kredietwezen 1992
onderscheidenlijk de Wet toezicht
verzekeringsbedrijf 1993, belast zijn
met het toezicht op
beleggingsinstellingen,
effecteninstellingen,
kredietinstellingen onderscheidenlijk
verzekeraars, met het oog op het tot
stand brengen van gelijkgerichte
regelgeving en beleid ter zake van bij
ministeriële regeling aan te wijzen
onderwerpen die zowel het toezicht
ingevolge deze wet als het toezicht
ingevolge een van de eerdergenoemde
wetten betreffen.
-
2.De
Pensioen- & Verzekeringskamer voert het
toezicht ingevolge deze wet, voor zover
het betrekking heeft op de onderwerpen,
bedoeld in het eerste lid, uit met
inachtneming van daartoe met de overige
in het eerste lid bedoelde autoriteiten
te sluiten overeenkomsten. Deze
overeenkomsten bevatten afspraken over
coördinatie en afstemming van
regelgeving en beleid, en in voorkomende
gevallen over uitvoering van toezicht.
De Pensioen- & Verzekeringskamer draagt
er zorg voor dat zij of een van de
overige in het eerste lid bedoelde
autoriteiten een afschrift van de
gesloten overeenkomsten zendt aan Onze
Minister.
Artikel 6
-
1.De
Pensioen- & Verzekeringskamer werkt,
voor zover noodzakelijk ten behoeve van
de uitoefening van het toezicht op
verzekeraars die deel uitmaken van een
groep, samen met de autoriteiten die
ingevolge de Wet toezicht kredietwezen
1992, de Wet toezicht
beleggingsinstellingen onderscheidenlijk
de Wet toezicht effectenverkeer 1995
belast zijn met het toezicht op
kredietinstellingen,
beleggingsinstellingen onderscheidenlijk
effectenbemiddelaars en
vermogensbeheerders die tot diezelfde
groep behoren.
-
3.De
Pensioen- & Verzekeringskamer werkt, in
de gevallen bedoeld in het eerste lid,
waar nodig samen op basis van een of
meer daartoe met een autoriteit als
bedoeld in het eerste lid overeen te
komen regelingen. Deze regelingen
betreffen in elk geval afspraken over
het stellen van gemeenschappelijke
eisen, het coördineren van werkzaamheden
uit hoofde van ieders uitoefening van
het toezicht en het uitwisselen van
gegevens en inlichtingen.
-
4.De
Pensioen- & Verzekeringskamer verstrekt
aan een autoriteit als bedoeld in het
eerste lid dan wel de autoriteit die is
belast met de uitvoering van de Wet
inzake de geldtransactiekantoren of de
Wet toezicht trustkantoren de gegevens
of inlichtingen die zij verkregen heeft
bij de vervulling van de haar ingevolge
deze wet opgedragen taak en die
betrekking hebben op de deskundigheid
van personen als bedoeld in
artikel 18, eerste en derde lid,
onderscheidenlijk de voornemens, de
handelingen en de antecedenten van
personen als bedoeld in
artikel 18, tweede en vierde lid,
voor zover de Pensioen- &
Verzekeringskamer van oordeel is dat
deze gegevens of inlichtingen van belang
zijn of zouden kunnen zijn voor het
toezicht dat door die andere autoriteit
wordt uitgeoefend.
Artikel 7
Deze wet is, tenzij daaruit
anders voortvloeit, van toepassing op:
Artikel 9
-
2.Op
verzekeraars die voldoen aan de
onderdelen a en
b van het eerste
lid, maar die voor 1 januari 1995 niet
de rechtsvorm vereniging of onderlinge
waarborgmaatschappij bezaten, is
artikel 95 van overeenkomstige
toepassing met dien verstande dat deze
verzekeraars zich slechts kunnen
omzetten in een onderlinge
waarborgmaatschappij.
Hoofdstuk 2. De
toegang tot het
natura-uitvaartverzekeringsbedrijf
§ 1. Algemene
bepalingen
Artikel 10
Dit hoofdstuk is niet van
toepassing op verzekeraars met zetel buiten
Nederland voor wat betreft het verrichten
van diensten naar Nederland.
Artikel 11
Het is verboden het
natura-uitvaartverzekeringsbedrijf uit te
oefenen zonder een vergunning van de
Pensioen- & Verzekeringskamer.
Artikel 12
-
2.Bij
ministeriële regeling worden regels
gesteld met betrekking tot het programma
van werkzaamheden, bedoeld in het eerste
lid, onderdeel a.
Deze regels kunnen
verschillen naar gelang de zetel van de
verzekeraar zich bevindt in of buiten
Nederland.
Artikel 13
Indien de stukken die bij de
aanvraag van een vergunning zijn overgelegd,
de Pensioen- & Verzekeringskamer aanleiding
geven tot het maken van opmerkingen, stelt
zij de aanvrager in de gelegenheid op deze
opmerkingen binnen een door haar te stellen
termijn te antwoorden.
Artikel 14
De Pensioen- &
Verzekeringskamer verleent een vergunning
aan ieder die te haren genoegen heeft
aangetoond dat hij aan de bij of krachtens
deze wet gestelde eisen voor het verkrijgen
van de vergunning voldoet.
§ 2. Verzekeraars
met zetel in Nederland
Artikel 16
Bij de aanvraag van een
vergunning legt de aanvrager tevens aan de
Pensioen- & Verzekeringskamer over:
-
a.
een lijst met namen en adressen
van de personen die het dagelijks beleid
bepalen van de groep waartoe de
aanvrager behoort en tevens uit dien
hoofde het dagelijks beleid van de
aanvrager mede bepalen;
-
b.
een lijst met namen en adressen
van de personen die het beleid bepalen
of mede bepalen van de groep waartoe de
aanvrager behoort en tevens uit dien
hoofde het beleid van de aanvrager mede
bepalen;
-
c.
gegevens over de identiteit van
degenen die een gekwalificeerde
deelneming houden in de onderneming van
de aanvrager alsmede over de omvang van
die deelneming;
-
d.
gegevens over de formele en de
feitelijke zeggenschapsstructuur van de
groep waartoe de aanvrager behoort.
Artikel 17
-
4.De
Pensioen- & Verzekeringskamer kan aan
een verzekeraar van het bepaalde in het
tweede of derde lid ontheffing verlenen
en aan deze ontheffing beperkingen
stellen of voorschriften verbinden,
onverminderd het bepaalde in artikel 158
van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
Een ontheffing kan worden ingetrokken.
-
5.Een
verzekeraar behoort niet tot een groep
waarbinnen de formele of feitelijke
zeggenschapsstructuur in zodanige mate
ondoorzichtig is dat deze, naar het
oordeel van de Pensioen- &
Verzekeringskamer, een belemmering vormt
voor het adequaat uitoefenen van
toezicht op de verzekeraar.
-
6.Indien een
verzekeraar in een groep is verbonden
met een natuurlijke of rechtspersoon op
wie, onderscheidenlijk waarop, het recht
van een staat die geen lid is van de
Europese Unie van toepassing is, mag het
recht van die staat, naar het oordeel
van de Pensioen- & Verzekeringskamer,
niet een belemmering vormen voor het
adequaat uitoefenen van toezicht op de
verzekeraar.
Artikel 18
-
2.De
voornemens, de handelingen of de
antecedenten van de personen die het
beleid van de verzekeraar bepalen of
mede bepalen, mogen de Pensioen- &
Verzekeringskamer geen aanleiding geven
tot het oordeel dat, met het oog op de
belangen van degenen die als
verzekeringnemers, verzekerden of
gerechtigden op uitkeringen betrokken
zijn of zullen worden bij overeenkomsten
van verzekering, gesloten of te sluiten
met de verzekeraar, de betrouwbaarheid
van deze personen niet buiten twijfel
staat.
Artikel 18a
De personen die het dagelijks
beleid van een verzekeraar bepalen,
verrichten hun werkzaamheden in verband
daarmee vanuit Nederland.
Artikel 19
De geschiktheid van de houders
van een gekwalificeerde deelneming in de
onderneming van de aanvrager dient naar het
oordeel van de Pensioen- & Verzekeringskamer
voldoende te zijn met het oog op een
gezonde, prudente en integere
bedrijfsvoering van de verzekeraar. Onder
integere bedrijfsvoering wordt in dit
artikel verstaan de bedrijfsvoering met
uitzondering van het deel dat wordt geregeld
door de effectentypische gedragsregels,
bedoeld in artikel 18a van de Wet toezicht
effectenverkeer 1995.
Artikel 20
De aanvrager van een
vergunning dient te beschikken over:
-
a.
het minimum bedrag van het
garantiefonds bedoeld in
artikel 40, tweede lid;
-
b.
financiële middelen tot dekking
van de te verwachten kosten voor de
inrichting van de administratie en van
het produktienet.
§ 3. Verzekeraars
met zetel buiten Nederland
Artikel 21
-
1.Bij de
aanvraag van een vergunning legt de
verzekeraar met zetel buiten Nederland
tevens aan de Pensioen- &
Verzekeringskamer over de akte van
aanstelling van de vertegenwoordiger
alsook, indien de vertegenwoordiger
rechtspersoon is, de statuten van deze
rechtspersoon, een uittreksel uit diens
inschrijving in het handelsregister en
de akte van aanstelling van de
natuurlijke persoon, bedoeld in
artikel 23, vijfde lid.
Artikel 22
-
1.Een
verzekeraar die een vergunning aanvraagt
dient:
-
a. naar het recht van de
staat van zijn zetel rechtspersoon
te zijn;
-
b. in de staat van zijn zetel
bevoegd te zijn tot uitoefening van
het
natura-uitvaartverzekeringsbedrijf,
dit bedrijf vanuit een vestiging in
die staat daadwerkelijk uit te
oefenen en bevoegd te zijn een
bijkantoor in Nederland te openen;
-
c. met betrekking tot zijn
gehele in en buiten Nederland
uitgeoefende
natura-uitvaartverzekeringsbedrijf
over een solvabiliteitsmarge te
beschikken, die ten minste
overeenkomt met de ingevolge
artikel 40 vereiste
solvabiliteitsmarge;
-
d. met inachtneming van
artikel 47, tweede lid, te
beschikken over het minimum bedrag
van het garantiefonds bedoeld in
artikel 40, tweede lid;
-
e. het in onderdeel
d bedoelde
minimum bedrag van het garantiefonds
aan te houden in bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur te
bepalen waarden volgens de daarbij
te stellen regels;
-
f. te beschikken over
financiële middelen tot dekking van
de te verwachten kosten voor de
inrichting van de administratie en
van het produktienet in Nederland;
-
g. zowel in zijn bijkantoor
als in de staat van zijn zetel te
beschikken over een goede
administratieve organisatie en
adequate interne controleprocedures;
en
-
h. zowel in zijn bijkantoor
als in de staat van zijn zetel te
beschikken over adequate
maatregelen, gericht op het
bevorderen en handhaven van een
integere bedrijfsvoering.
Onder integere
bedrijfsvoering wordt in dit lid
verstaan de bedrijfsvoering met
uitzondering van het deel dat wordt
geregeld door de effectentypische
gedragsregels, bedoeld in artikel 18a
van de Wet toezicht effectenverkeer
1995.
-
2.In de bij
of krachtens algemene maatregel van
bestuur te stellen regels, bedoeld in
het eerste lid, onderdeel e, kan worden
voorgeschreven dat de verzekeraar voor
bepaalde handelingen toestemming van de
Pensioen- & Verzekeringskamer behoeft.
Artikel 23
-
5.Is de
vertegenwoordiger rechtspersoon, dan
wijst hij op zijn beurt een natuurlijk
persoon aan die in Nederland zijn
woonplaats heeft en die hem bij
uitsluiting van ieder ander
vertegenwoordigt bij de uitoefening van
zijn bevoegdheden en bij de nakoming van
zijn uit deze wet voortvloeiende
verplichtingen.
-
6.Als
woonplaats van de verzekeraar in
Nederland geldt de woonplaats van zijn
vertegenwoordiger, met dien verstande
dat, indien de vertegenwoordiger een
natuurlijk persoon is die een kantoor
houdt, dit kantoor als woonplaats van de
verzekeraar wordt aangemerkt.
-
7.Artikel
18, eerste en tweede lid, is van
overeenkomstige toepassing op de
natuurlijke persoon die als
vertegenwoordiger is aangesteld en op de
natuurlijke persoon, bedoeld in het
vijfde lid.
Hoofdstuk 3. De
uitoefening van het
natura-uitvaartverzekeringsbedrijf
§ 1. Algemene
bepalingen
Artikel 24
Dit hoofdstuk is, behoudens
de artikelen 25,
26 en
28 tot en met
30, niet van toepassing op verzekeraars
met zetel buiten Nederland voor wat betreft
het verrichten van diensten naar Nederland.
Artikel 25
-
2.Onze
Minister kan, op aanvraag, bepalen dat
een verzekeraar niet behoeft te voldoen
aan alle in het eerste lid bedoelde
regels, indien de verzekeraar aantoont
dat daaraan redelijkerwijs niet volledig
kan worden voldaan en dat de doeleinden
die deze wet beoogt te bereiken
anderszins voldoende zijn bereikt. Onze
Minister kan een besluit als bedoeld in
de vorige volzin wijzigen of intrekken,
indien naar zijn oordeel de
omstandigheden waaronder het besluit is
genomen zodanig zijn gewijzigd, dat de
doeleinden die deze wet beoogt te
bereiken niet langer worden bereikt.
-
4.Taken en
bevoegdheden die Onze Minister op grond
van dit artikel heeft, kunnen bij
algemene maatregel van bestuur worden
overgedragen aan een of meer
rechtspersonen. Alsdan gelden de
verplichtingen op grond van dit artikel
jegens Onze Minister als verplichtingen
jegens de desbetreffende rechtspersoon
of rechtspersonen.
Artikel 26
-
1.Een
verzekeraar draagt er zorg voor dat in
overeenkomsten van
natura-uitvaartverzekering uitdrukkelijk
wordt bepaald dat de verzekeringnemer
beschikt over een termijn van 30
kalenderdagen, gerekend vanaf het
tijdstip waarop de verzekeringnemer
ervan in kennis wordt gesteld dat de
overeenkomst is gesloten, om de
overeenkomst met onmiddellijke ingang
schriftelijk op te zeggen. De
kennisgeving van de verzekeraar
geschiedt schriftelijk binnen vier weken
na het sluiten van de overeenkomst. De
opzegging door de verzekeringnemer heeft
ten gevolge dat hij en de verzekeraar
met ingang van het tijdstip waarop de
verzekeraar deze opzegging heeft
ontvangen, worden ontheven van alle uit
deze overeenkomst voortvloeiende
verplichtingen.
Artikel 27
-
1.Indien de
Pensioen- & Verzekeringskamer zulks
noodzakelijk acht in het belang van
degenen die als verzekeringnemers of
verzekerden betrokken zijn of zullen
worden bij overeenkomsten van
natura-uitvaartverzekering, gesloten of
te sluiten door een verzekeraar, kan zij
die verzekeraar een aanwijzing geven.
-
4.Indien het
in het eerste lid bedoelde belang
onverwijld ingrijpen noodzakelijk maakt,
kan de Pensioen- & Verzekeringskamer
zonder toepassing van het eerste lid
onmiddellijk uitvoering geven aan het
derde lid, onderdeel a,
nadat zij de verzekeraar in de
gelegenheid heeft gesteld zijn mening
over de onmiddellijke uitvoering te
geven.
-
6.De door de
Pensioen- & Verzekeringskamer aangewezen
personen oefenen hun bevoegdheden uit
gedurende ten hoogste twee jaren na de
bekendmaking van de aanzegging, bedoeld
in het derde lid, onderdeel
a, behoudens de
bevoegdheid van de Pensioen- &
Verzekeringskamer om deze termijn te
verlengen telkens voor ten hoogste een
jaar. Een zodanige verlenging maakt de
Pensioen- & Verzekeringskamer aan de
verzekeraar bekend. De verlenging wordt
terstond van kracht. De Pensioen- &
Verzekeringskamer kan te allen tijde de
door haar aangewezen personen door
anderen vervangen.
-
7.Voor schade
ten gevolge van handelingen, welke zijn
verricht in strijd met een aanzegging
als bedoeld in het derde lid, onderdeel
a, zijn degenen,
die deze handelingen als orgaan van de
verzekeraar verrichten, persoonlijk
aansprakelijk tegenover de verzekeraar.
De verzekeraar kan de ongeldigheid van
deze handelingen inroepen, indien de
wederpartij wist, dat de vereiste
toestemming ontbrak of daarvan niet
onkundig kon zijn.
-
8.De
Pensioen- & Verzekeringskamer trekt in
elk geval de maatregel, bedoeld in het
derde lid, onderdeel a,
in zodra zij van oordeel is, dat het in
het eerste lid bedoelde belang deze
maatregel niet langer noodzakelijk
maakt.
-
9.De werking
van het besluit tot publikatie van een
aanwijzing, bedoeld in het derde lid,
onderdeel b, wordt
opgeschort totdat de beroepstermijn is
verstreken of, indien beroep is
ingesteld, op het beroep is beslist.
Indien de verzekeraar na de publikatie
alsnog voldoet aan de aanwijzing doet de
Pensioen- & Verzekeringskamer hiervan op
dezelfde wijze mededeling als bij de
voorafgaande publikatie.
Artikel 27a
-
1.Indien een
verzekeraar tot een groep behoort en de
deskundigheid of betrouwbaarheid van de
in
artikel 18, derde en vierde lid,
bedoelde personen naar het oordeel van
de Pensioen- & Verzekeringskamer niet
langer buiten twijfel staat, kan deze
aan de personen of instellingen die via
een formele of feitelijke
zeggenschapsstructuur het beleid bepalen
van de groep waartoe de verzekeraar
behoort, de aanwijzing geven dat de
eerstgenoemde personen het beleid van
die verzekeraar niet meer kunnen bepalen
of mede bepalen.
Artikel 28
-
1.De
Pensioen- & Verzekeringskamer kan bij:
-
verzekeraars;
-
vertegenwoordigers;
-
ondernemingen of
instellingen die met een verzekeraar
met zetel in Nederland in een groep
zijn verbonden;
-
ondernemingen of
instellingen die een gekwalificeerde
deelneming houden in een verzekeraar
met zetel in Nederland;
-
ondernemingen of
instellingen waarop onderdeel c niet
van toepassing is en waarin door een
verzekeraar met zetel in Nederland
of door een lid of meer leden te
zamen van een in onderdeel c
bedoelde groep voor meer dan vijftig
procent rechtstreeks of middellijk
wordt deelgenomen;
-
pools waarin
verzekeraars ter egalisering van
risico's samenwerken en daarmee
vergelijkbare vormen van
samenwerking tussen verzekeraars op
verzekeringstechnisch gebied;
-
een ieder die zich
naar het oordeel van de Pensioen- &
Verzekeringskamer voordoet als
verzekeraar,
alle inlichtingen inwinnen
of doen inwinnen, die redelijkerwijs
nodig zijn voor de uitoefening van de
taken en bevoegdheden die zij op grond
van deze wet heeft en teneinde na te
gaan of de bij of krachtens deze wet
gestelde bepalingen worden nageleefd.
-
2.Degene van
wie de inlichtingen, bedoeld in het
eerste lid, worden verlangd, verstrekt
deze binnen de door de Pensioen- &
Verzekeringskamer te stellen termijn.
-
3.Ten aanzien
van personen die door de Pensioen- &
Verzekeringskamer zijn belast met het
inwinnen van inlichtingen of met de
uitoefening van andere taken en
bevoegdheden die de Pensioen- &
Verzekeringskamer heeft op grond van het
bij of krachtens deze wet bepaalde, zijn
de artikelen 5:12, 5:13, 5:15, 5:16,
5:17 en 5:20 van de Algemene wet
bestuursrecht van overeenkomstige
toepassing, met dien verstande dat
indien een onderzoek als bedoeld in
artikel 89, eerste lid, wordt
ingesteld, degene bij wie het onderzoek
wordt ingesteld en die niet ingevolge
deze wet onder toezicht staat, slechts
is gehouden tot het verlenen van inzage
in zakelijke gegevens en bescheiden.
Artikel 29
-
1.De
Pensioen- & Verzekeringskamer kan
getuigen en deskundigen alsmede
bestuurders en commissarissen van een
verzekeraar en van een in
artikel 28, eerste lid, bedoelde
onderneming, instelling of pool en de
betrokken vertegenwoordiger oproepen.
Indien deze vertegenwoordiger
rechtspersoon is, geldt deze bevoegdheid
ten aanzien van de bestuurders en
commissarissen van de vertegenwoordiger
en ten aanzien van de door hem
aangewezen natuurlijke persoon die hem
vertegenwoordigt bij de uitoefening van
zijn bevoegdheden en bij de nakoming van
zijn verplichtingen.
-
5.Indien de
opgeroepene niet op de dagvaarding
verschijnt, kan de Pensioen- &
Verzekeringskamer daarvan proces-verbaal
opmaken. Zij kan hem andermaal doen
dagvaarden en daarbij een bevel tot
medebrenging voegen of zodanig bevel
laten uitvaardigen. Tot het ten uitvoer
leggen van zodanig bevel verleent het
Openbaar Ministerie zijn tussenkomst; de
Pensioen- & Verzekeringskamer richt het
verzoek daartoe tot de officier van
justitie, hoofd van het parket bij de
rechtbank binnen welker rechtsgebied de
Pensioen- & Verzekeringskamer is
gevestigd.
-
8.De
artikelen 17 en 23, eerste lid, van de
Wet op de Parlementaire Enquête, zijn
van overeenkomstige toepassing, met dien
verstande dat deskundigen niet worden
gegijzeld.
-
9.Het afnemen
van verhoren van getuigen en deskundigen
alsook van de overige in het eerste lid
bedoelde personen geschiedt op een
plaats, door de Pensioen- &
Verzekeringskamer te bepalen. Zij kan
een of meer van de leden van haar
bestuur dan wel een of meer van haar
medewerkers machtigen een verhoor als in
de eerste volzin bedoeld af te nemen.
Het afnemen van de eed geschiedt echter
steeds door een lid van haar bestuur.
Artikel 30
Bij of krachtens de in
artikel 31a bedoelde algemene maatregel
van bestuur kan worden voorgeschreven dat
verzekeraars bepaalde gegevens ter zake van
de integere bedrijfsvoering aan de Pensioen-
& Verzekeringskamers melden. Onder integere
bedrijfsvoering wordt in dit artikel
verstaan de bedrijfsvoering met uitzondering
van het deel dat wordt geregeld door de
effectentypische gedragsregels, bedoeld in
artikel 18a van de Wet toezicht
effectenverkeer 1995.
Artikel 33
-
1.Een
verzekeraar dient binnen vier maanden na
afloop van elk boekjaar bij de Pensioen-
& Verzekeringskamer staten in, die te
zamen een duidelijk beeld geven van het
door de verzekeraar gevoerde beheer en
van zijn financiële toestand. De
indiening geschiedt in tweevoud en voor
wat betreft de staten die ingevolge het
zesde lid openbaar worden gemaakt, in
drievoud, tenzij de Pensioen- &
Verzekeringskamer andere aantallen
vaststelt.
-
3.Een van de
staten behelst het actuarieel verslag
dat wordt voorzien van een verklaring
van de actuaris. Met zijn verklaring
bevestigt de actuaris dat hij zich ervan
heeft overtuigd dat de in het actuarieel
verslag genoemde voorzieningen prudent
zijn vastgesteld en de in een staat
opgenomen sterftevergelijking juist is
weergegeven. Ten bewijze van een en
ander waarmerkt de actuaris de betrokken
staten. Hij is bevoegd zijn verklaring
nader toe te lichten of op enig punt een
voorbehoud te maken. De verzekeraar
machtigt bij de opdracht tot het
onderzoek de actuaris schriftelijk om
desgevraagd of ingevolge een daartoe
strekkende overeenkomst tussen de
verzekeraar, de actuaris en de Pensioen-
& Verzekeringskamer, aan de Pensioen- &
Verzekeringskamer alle inlichtingen te
verstrekken, die redelijkerwijze geacht
kunnen worden nodig te zijn voor de
vervulling van de haar bij of krachtens
deze wet opgelegde taak. De Pensioen- &
Verzekeringskamer stelt de verzekeraar
in de gelegenheid aanwezig te zijn bij
het verstrekken van inlichtingen door de
actuaris.
-
4.Indien de
actuaris naar het oordeel van de
Pensioen- & Verzekeringskamer niet of
niet meer de nodige waarborgen biedt dat
deze de toevertrouwde taak met
betrekking tot de verzekeraar naar
behoren zal vervullen, kan de Pensioen-
& Verzekeringskamer bepalen dat hij niet
bevoegd is een verklaring als bedoeld in
het derde lid met betrekking tot die
verzekeraar af te leggen.
-
8.De
Pensioen- & Verzekeringskamer kan
bepalen dat de staten, bedoeld in het
tweede lid, niet vergezeld gaan van een
verklaring als bedoeld in het derde lid
of van een verklaring als bedoeld in
artikel 33a, eerste lid.
Artikel 33a
-
1.Een
verzekeraar doet de staten, bedoeld in
artikel 33, eerste lid, vergezeld
gaan van een verklaring omtrent de
getrouwheid, afgegeven door een
accountant als bedoeld in artikel 393,
eerste lid, van Boek 2 van het
Burgerlijk Wetboek. Ten bewijze dat de
staten door hem zijn onderzocht of,
indien het staten betreft als bedoeld in
artikel 33, tweede lid, in zijn
onderzoek zijn betrokken, waarmerkt de
accountant de staten. De verzekeraar
machtigt bij de opdracht tot het
onderzoek de accountant schriftelijk
desgevraagd of ingevolge een daartoe
strekkende overeenkomst tussen de
verzekeraar, de accountant en de
Pensioen- & Verzekeringskamer, aan de
Pensioen- & Verzekeringskamer alle
inlichtingen te verstrekken, die
redelijkerwijze geacht kunnen worden
nodig te zijn voor de vervulling van de
haar bij of krachtens deze wet opgelegde
taak. De Pensioen- & Verzekeringskamer
stelt de verzekeraar in de gelegenheid
aanwezig te zijn bij het verstrekken van
inlichtingen door de accountant.
-
2.De
accountant, bedoeld in het eerste lid,
meldt de Pensioen- & Verzekeringskamer
zo spoedig mogelijk elke omstandigheid
waarvan hij bij de uitvoering van zijn
werkzaamheden als bedoeld in het eerste
lid kennis heeft gekregen en die:
-
a. in strijd is met de eisen
die voor het verkrijgen van de
vergunning zijn gesteld;
-
b. in strijd is met de bij of
krachtens deze wet opgelegde
verplichtingen;
-
c. het voortbestaan van de
verzekeraar bedreigt; of
-
d. leidt tot weigering van
het afgeven van een verklaring
omtrent de getrouwheid of tot het
maken van voorbehouden.
-
3.Op de
accountant die naast zijn werkzaamheden
voor de verzekeraar ook werkzaamheden
uitvoert voor een andere onderneming of
instelling, is de meldingsplicht,
bedoeld in het tweede lid, van
overeenkomstige toepassing indien de
verzekeraar dochtermaatschappij is van
de andere onderneming of instelling, dan
wel indien de andere onderneming of
instelling dochtermaatschappij is van de
verzekeraar. Voor de toepassing van de
eerste volzin wordt onder
dochtermaatschappij verstaan een
dochtermaatschappij als bedoeld in
artikel 24a van Boek 2 van het
Burgerlijk Wetboek, met dien verstande
dat een verzekeraar tevens
dochtermaatschappij kan zijn van een
natuurlijk persoon of vennootschap.
-
4.De
accountant die op grond van het tweede
of derde lid tot een melding aan de
Pensioen- & Verzekeringskamer is
overgegaan, is niet aansprakelijk voor
schade die een derde dientengevolge
lijdt, tenzij aannemelijk wordt gemaakt
dat, gelet op alle feiten en
omstandigheden, in redelijkheid niet tot
melding had mogen worden overgegaan.
-
5.Indien de
accountant naar het oordeel van de
Pensioen- & Verzekeringskamer niet of
niet meer de nodige waarborgen biedt dat
deze de toevertrouwde taak met
betrekking tot de verzekeraar naar
behoren zal vervullen, kan de Pensioen-
& Verzekeringskamer bepalen dat hij niet
bevoegd is een verklaring als bedoeld in
het eerste lid met betrekking tot die
verzekeraar af te leggen.
Artikel 33b
Op een accountant als bedoeld
in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van
het Burgerlijk Wetboek, die de jaarrekening
van een verzekeraar controleert, is
artikel 33a, tweede tot en met vierde lid,
van overeenkomstige toepassing.
Artikel 34
-
1.Een
verzekeraar met zetel in Nederland dient
binnen zes maanden na afloop van het
boekjaar zijn jaarverslag in drievoud
bij de Pensioen- & Verzekeringskamer in,
tenzij de Pensioen- & Verzekeringskamer
een ander aantal vaststelt. Een
verzekeraar die artikel 403 van Boek 2
van het Burgerlijk Wetboek toepast,
dient het jaarverslag, bedoeld in
artikel 403, eerste lid, onderdeel e,
van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek,
onverwijld na de neerlegging daarvan ten
kantore van het handelsregister bij de
Pensioen- & Verzekeringskamer in.
-
2.Een
verzekeraar met zetel buiten Nederland
dient, tenzij de Pensioen- &
Verzekeringskamer een ander aantal
vaststelt, zijn jaarverslag in drievoud
bij haar in zodra hij het openbaar heeft
gemaakt of krachtens het recht van de
staat van zijn zetel openbaar moet
hebben gemaakt.
Artikel 35
-
1.Een
verzekeraar:
-
a. legt een authentiek
afschrift van elke wijziging in zijn
statuten aan de Pensioen- &
Verzekeringskamer over en brengt
elke wijziging in de akte van
aanstelling van zijn
vertegenwoordiger, bedoeld in
artikel 23, eerste lid, ter
kennis van de Pensioen- &
Verzekeringskamer, een en ander
binnen twee weken na de
totstandkoming van de desbetreffende
wijziging. Dezelfde verplichting
rust op de vertegenwoordiger die
rechtspersoon is met betrekking tot
elke wijziging in zijn statuten en
in de akte van aanstelling van de
door hem overeenkomstig
artikel 23, vijfde lid,
aangewezen natuurlijke persoon;
-
b. brengt elke wijziging in
de samenstelling van zijn bestuur en
raad van commissarissen en elke
aanstelling van een
vertegenwoordiger als bedoeld in
artikel 42, eerste lid, en 44,
tweede lid, vooraf ter kennis van de
Pensioen- & Verzekeringskamer;
-
c. brengt elke wijziging in
de samenstelling van de personen die
het dagelijks beleid bepalen van de
groep waartoe de verzekeraar behoort
en uit dien hoofde het dagelijks
beleid van de verzekeraar mede
bepalen vooraf ter kennis van de
Pensioen- & Verzekeringskamer;
-
d. brengt elke wijziging in
de samenstelling van de personen die
het beleid bepalen of mede bepalen
van de groep waartoe de verzekeraar
behoort en uit dien hoofde het
beleid van de verzekeraar mede
bepalen vooraf ter kennis van de
Pensioen- & Verzekeringskamer.
-
2.Een
wijziging als bedoeld in het eerste lid,
onderdeel b, c of d, wordt niet
doorgevoerd indien de Pensioen- &
Verzekeringskamer binnen zes weken na
ontvangst van de melding of, indien de
Pensioen- & Verzekeringskamer om nadere
gegevens of inlichtingen heeft verzocht,
binnen zes weken na de ontvangst van die
gegevens of inlichtingen aan de
verzekeraar bekend maakt dat zij niet
met de voorgenomen wijziging instemt.
-
3.Indien zich
een wijziging voordoet van de
antecedenten, bedoeld in
artikel 18, tweede of vierde lid,
stelt de verzekeraar de Pensioen- &
Verzekeringskamer daarvan onverwijld
schriftelijk in kennis.
Artikel 36
-
1.Het is een
verzekeraar verboden overeenkomsten van
natura-uitvaartverzekering, gesloten
vanuit een vestiging in Nederland,
zonder toestemming van degenen die aan
die overeenkomsten rechten kunnen
ontlenen, over te boeken naar een
vestiging van deze verzekeraar buiten
Nederland.
-
2.De
Pensioen- & Verzekeringskamer kan
ontheffing verlenen van het in het
eerste lid gegeven verbod indien de
verzekeraar aannemelijk maakt dat de
belangen van degenen die aan de
betrokken overeenkomsten rechten kunnen
ontlenen, zich tegen de overboeking niet
verzetten. Aan een ontheffing kunnen
beperkingen worden gesteld of
voorschriften worden verbonden.
§ 2. Verzekeraars
met zetel in Nederland
Artikel 37
Een verzekeraar met zetel in
Nederland mag geen ander bedrijf dan het
natura-uitvaartverzekeringsbedrijf
uitoefenen.
Artikel 38
-
1.Een
verzekeraar houdt toereikende technische
voorzieningen aan.
Rekening houdend met alle
financiële aspecten van zijn onderneming
stelt hij de premies voor te sluiten
overeenkomsten van
natura-uitvaartverzekering op adequate
wijze vast. Bij of krachtens algemene
maatregel van bestuur kunnen ter zake
van het bepaalde in dit lid nadere
regels worden gesteld.
-
2.De
technische voorzieningen worden volledig
door waarden gedekt. Ten aanzien van
deze waarden kunnen bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur regels
worden gesteld. De Pensioen- &
Verzekeringskamer kan tegen de aard en
de waardering van deze waarden
bedenkingen naar voren brengen, aan
welke bedenkingen de verzekeraar dient
tegemoet te komen.
-
4.Bij of
krachtens algemene maatregel van bestuur
kunnen nadere regels worden gesteld
omtrent de toepassing van het bepaalde
in het derde lid.
Daarbij kan tevens worden
bepaald dat en in hoeverre de Pensioen-
& Verzekeringskamer vrijstelling of
ontheffing kan verlenen van gegeven
voorschriften. Aan een vrijstelling en
een ontheffing kunnen beperkingen worden
gesteld of voorschriften worden
verbonden en zij kunnen worden
ingetrokken.
-
5.Bij of
krachtens algemene maatregel van bestuur
kan worden bepaald dat en in hoeverre
vorderingen op herverzekeraars als de
waarden, bedoeld in het tweede lid, in
aanmerking kunnen worden genomen. Ten
aanzien van deze waarden is het derde
lid, laatste volzin, niet van
toepassing.
Artikel 39
-
2.In een der
staten, bedoeld in
artikel 33, vermeldt de verzekeraar
de bedragen die de in het eerste lid
bedoelde waarden per categorie, als
aangegeven in de desbetreffende staat,
in totaal belopen.
Artikel 40
-
4.Bij of
krachtens algemene maatregel van bestuur
wordt bepaald welke
vermogensbestanddelen de
solvabiliteitsmarge en het garantiefonds
kunnen vormen en welke
vermogensbestanddelen daarbij een aftrek
dienen te vormen.
Voorts wordt vermeld de
mate waarin en de voorwaarden waaronder
het in de eerste volzin bepaalde
geschiedt. De Pensioen- &
Verzekeringskamer kan tegen de
waardering van de vermogensbestanddelen
bedenkingen naar voren brengen.
Artikel 40a
-
4.Indien de
verzekeraar, gezien de werkzaamheden die
hij vanuit het bijkantoor voornemens is
te verrichten, niet voldoet of naar het
oordeel van de Pensioen- &
Verzekeringskamer niet zal kunnen
voldoen aan de bij of krachtens deze wet
gestelde eisen ten aanzien van:
-
a. de deskundigheid, de
voornemens, de handelingen of de
antecedenten van de personen die het
dagelijks beleid van de verzekeraar
bepalen of van de vertegenwoordiger
en, zo de vertegenwoordiger
rechtspersoon is, de deskundigheid,
de voornemens, de handelingen of de
antecedenten van de natuurlijke
persoon, bedoeld in
artikel 40c, tweede lid;
-
b. de technische
voorzieningen;
-
c. de solvabiliteitsmarge;
-
d. de administratieve
organisatie; en
-
e. de maatregelen, gericht op
het bevorderen en handhaven van een
integere bedrijfsvoering,
geeft de Pensioen- &
Verzekeringskamer geen toestemming voor
opening van het bijkantoor. Onder
integere bedrijfsvoering wordt in dit
lid verstaan de bedrijfsvoering met
uitzondering van het deel dat wordt
geregeld door de effectentypische
gedragsregels, bedoeld in artikel 18a
van de Wet toezicht effectenverkeer
1995.
-
5.De
Pensioen- & Verzekeringskamer maakt
binnen zes weken na ontvangst van de
kennisgeving, bedoeld in het eerste lid,
haar beslissing over het verlenen van
toestemming voor het openen van het
bijkantoor bekend aan de verzekeraar.
Artikel 40b
-
1.Een
verzekeraar meldt een wijziging van de
gegevens, bedoeld in artikel 40a, tweede
lid, onderdelen b tot en met d, ten
minste een maand tevoren schriftelijk
aan de Pensioen- & Verzekeringskamer.
-
4.Indien het
voornemen bestaat om de
bedrijfsuitoefening vanuit het
bijkantoor te staken, stelt de
verzekeraar de Pensioen- &
Verzekeringskamer daarvan ten minste een
maand tevoren schriftelijk in kennis.
Zodra de verzekeraar zijn voornemen
uitvoert, meldt hij dit onverwijld aan
de Pensioen- & Verzekeringskamer.
Artikel 40c
-
1.De
vertegenwoordiger, bedoeld in artikel
40a, heeft ten aanzien van de
uitoefening van het verzekeringsbedrijf
vanuit het bijkantoor van rechtswege
alle bevoegdheden die de verzekeraar
bezit, tenzij het recht van de staat
waar het bijkantoor is gevestigd zich
daartegen verzet. Hij maakt daarvan
gebruik voor zover de Pensioen- &
Verzekeringskamer zulks verlangt.
-
3.Artikel 18,
eerste en tweede lid, is van
overeenkomstige toepassing op de
natuurlijke persoon die als
vertegenwoordiger is aangesteld en op de
natuurlijke persoon, bedoeld in het
tweede lid.
§ 3. Verzekeraars
met zetel buiten Nederland
Artikel 41
Een verzekeraar met zetel
buiten Nederland mag vanuit de bijkantoren
in Nederland geen ander bedrijf dan het
natura-uitvaartverzekeringsbedrijf
uitoefenen.
Artikel 42
-
1.Ontslag van
de vertegenwoordiger is niet geldig
tenzij het gepaard gaat met de
aanstelling van een opvolger met
gebruikmaking van het model, bedoeld in
artikel 21, tweede lid. Het ontslag
gaat niet in voordat een akte van
ontslag en de akte van aanstelling van
de opvolger aan de Pensioen- &
Verzekeringskamer zijn overgelegd en zij
aan het bestuur van de verzekeraar heeft
meegedeeld dat zij tegen het ontslag
geen bedenkingen heeft. Is de opvolger
rechtspersoon, dan doet de verzekeraar
de akte van aanstelling vergezeld gaan
van de statuten van deze rechtspersoon,
een uittreksel uit diens inschrijving in
het handelsregister en de akte van
aanstelling van de natuurlijke persoon,
bedoeld in
artikel 23, vijfde lid, opgemaakt
overeenkomstig
artikel 21, tweede lid.
Artikel 43
-
1.De
vertegenwoordiger houdt van rechtswege
op vertegenwoordiger te zijn vanaf de
dag van het op hem van toepassing
verklaren van de schuldsaneringsregeling
natuurlijke personen, de verlening van
surséance van betaling, de
faillietverklaring, de ontbinding,
bedoeld in artikel 19 van Boek 2 van het
Burgerlijk Wetboek, de
onderbewindstelling van één of meer van
de goederen, bedoeld in titel 19 van
Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, of de
ondercuratelestelling.
-
2.De
aanwijzing, bedoeld in
artikel 23, vijfde lid, vervalt van
rechtswege vanaf de dag van het op hem
van toepassing verklaren van de
schuldsaneringsregeling natuurlijke
personen, de verlening van surséance van
betaling, de faillietverklaring, de
ontbinding, bedoeld in artikel 19 van
Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, de
onderbewindstelling van één of meer van
de goederen, bedoeld in titel 19 van
Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, of de
ondercuratelestelling van de aangewezen
natuurlijke persoon alsmede vanaf de dag
van verlening van surséance van betaling
of faillietverklaring van de
vertegenwoordiger.
Artikel 44
-
1.Van het
overlijden, het van toepassing verklaren
van de schuldsaneringsregeling
natuurlijke personen, de surséance van
betaling, de faillietverklaring, de
ontbinding, bedoeld in artikel 19 van
Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, de
onderbewindstelling van één of meer van
de goederen, bedoeld in titel 19 van
Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, of de
ondercuratelestelling van de
vertegenwoordiger of de natuurlijke
persoon, bedoeld in
artikel 23, vijfde lid, alsmede van
het ontslag van deze natuurlijke persoon
geeft de verzekeraar onderscheidenlijk
de vertegenwoordiger binnen een week aan
de Pensioen- & Verzekeringskamer kennis.
-
2.In de
gevallen, genoemd in het eerste lid,
alsook in het geval dat de
vertegenwoordiger of de natuurlijke
persoon, bedoeld in
artikel 23, vijfde lid, heeft
bedankt, stelt de verzekeraar of wijst
de vertegenwoordiger binnen een door de
Pensioen- & Verzekeringskamer te bepalen
termijn een nieuwe vertegenwoordiger
onderscheidenlijk een ander natuurlijk
persoon aan. Artikel 21, eerste lid, is
van overeenkomstige toepassing.
-
3.Zolang de
vertegenwoordiger ontbreekt, wordt de
verzekeraar geacht zijn woonplaats te
hebben ten parkette van de officier van
justitie bij de rechtbank binnen welker
rechtsgebied de verzekeraar volgens
artikel 23, zesde lid, het laatst
zijn woonplaats had, of anders ten
parkette van de officier van justitie
bij de rechtbank binnen welker
rechtsgebied de Pensioen- &
Verzekeringskamer is gevestigd.
Artikel 45
-
2.De
technische voorzieningen worden volledig
door waarden gedekt. Ten aanzien van
deze waarden kunnen bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur regels
worden gesteld. De Pensioen- &
Verzekeringskamer kan tegen de aard en
de waardering van deze waarden
bedenkingen naar voren brengen, aan
welke bedenkingen de verzekeraar dient
tegemoet te komen.
-
5.Bij of
krachtens algemene maatregel van bestuur
kan worden bepaald dat en in hoeverre
vorderingen op herverzekeraars als de
waarden, bedoeld in het tweede lid, in
aanmerking kunnen worden genomen. Deze
waarden behoeven niet in Nederland
aanwezig te zijn.
Artikel 46
Ten aanzien van de waarden die
dienen tot dekking van de technische
voorzieningen is
artikel 39 van toepassing.
Artikel 48
Een verzekeraar voert hier te
lande de administratie met betrekking tot de
bijkantoren in Nederland en bewaart hier te
lande de desbetreffende zakelijke gegevens
en bescheiden.
Hoofdstuk 4. Het
verrichten van diensten naar Nederland
Artikel 49
-
2.De
verzekeraar die voornemens is voor de
eerste maal diensten te verrichten naar
Nederland, legt, onder vermelding van de
adressen van zijn zetel en van de
vestiging van waaruit hij de diensten
wenst te verrichten, aan de Pensioen- &
Verzekeringskamer over:
-
a. een authentiek afschrift
van de akte van oprichting, een
exemplaar van zijn statuten alsmede
een lijst met namen en adressen van
zijn bestuurders en commissarissen;
en
-
b. bescheiden waaruit blijkt
dat de verzekeraar voldoet aan de in
het eerste lid gestelde eisen.
Artikel 50
Een verzekeraar die diensten
verricht naar Nederland, dient binnen zes
maanden na afloop van het boekjaar bij de
Pensioen- & Verzekeringskamer een opgave in
van de in dat boekjaar uit hoofde van het
verrichten van diensten naar Nederland
geboekte premies, zonder aftrek van
herverzekering. Het model van de opgave
wordt door de Pensioen- & Verzekeringskamer
vastgesteld.
Artikel 51
-
2.De
Pensioen- & Verzekeringskamer kan aan
een verzekeraar voorschriften of een
verbod opleggen ter zake van acquisitie
met betrekking tot overeenkomsten van
natura-uitvaartverzekering, door de
verzekeraar te sluiten bij het
verrichten van diensten naar Nederland.
De voorschriften en het verbod kunnen
slechts worden opgelegd in het belang
van degenen die als verzekeringnemers of
verzekerden zullen worden betrokken bij
deze overeenkomsten of indien de
verzekeraar inbreuk maakt op hier te
lande geldende voorschriften.
-
3.Van het
besluit van de Pensioen- &
Verzekeringskamer, houdende
voorschriften of een verbod ter zake van
acquisitie, en de intrekking daarvan,
wordt in de
Staatscourant mededeling gedaan
zodra de beroepstermijn is verstreken
of, indien beroep is ingesteld, zodra op
het beroep is beslist.
-
4.Het is
verboden in Nederland te bemiddelen bij
of op andere soortgelijke wijze mee te
werken aan de voorbereiding of de
totstandkoming van overeenkomsten van
natura-uitvaartverzekering met
betrekking waartoe aan een verzekeraar
een verbod van acquisitie is opgelegd,
dan wel te handelen in strijd met de
voorschriften of het verbod, opgelegd
ingevolge het tweede lid.
Hoofdstuk 5.
Overdracht van rechten en verplichtingen uit
overeenkomsten van
natura-uitvaartverzekering en omzetting van
de rechtsvorm van een verzekeraar
Artikel 52
-
2.Een
verzekeraar met zetel buiten Nederland
kan slechts met schriftelijke
toestemming van de Pensioen- &
Verzekeringskamer en bij akte zijn
rechten en verplichtingen uit een of
meer overeenkomsten van
natura-uitvaartverzekering, gesloten
vanuit een bijkantoor in Nederland,
overdragen aan een andere verzekeraar of
levensverzekeraar in het kader van diens
bedrijfsuitoefening vanuit een vestiging
in Nederland.
-
3.Indien de
wetgeving van een andere staat niet
voorziet in een toestemmingsprocedure
voor een verzekeraar met zetel aldaar
tot overdracht van zijn rechten en
verplichtingen uit een of meer
overeenkomsten van
natura-uitvaartverzekering, gesloten
vanuit een bijkantoor in Nederland, aan
een andere verzekeraar of aan een
levensverzekeraar met zetel buiten
Nederland, in het kader van diens
bedrijfsuitoefening vanuit een
bijkantoor in Nederland kan de
overdracht bij akte plaatsvinden met
schriftelijke toestemming van de
Pensioen- & Verzekeringskamer. De
Pensioen- & Verzekeringskamer verleent
geen toestemming alvorens de
toezichthoudende autoriteit, voor zover
aanwezig, van de staat van de zetel van
de overdragende verzekeraar heeft
verklaard met die overdracht in te
stemmen.
Artikel 53
-
2.Voor een
overdracht aan een verzekeraar of
levensverzekeraar met zetel in Nederland
verleent de Pensioen- &
Verzekeringskamer geen toestemming
indien deze verzekeraar, mede gelet op
de voorgenomen overdracht, niet beschikt
over de vereiste solvabiliteitsmarge.
-
3.Voor een
overdracht aan een verzekeraar met zetel
buiten Nederland in het kader van diens
bedrijfsuitoefening vanuit een
bijkantoor in Nederland verleent de
Pensioen- & Verzekeringskamer geen
toestemming indien het betrokken
bijkantoor, mede gelet op de voorgenomen
overdracht, niet beschikt over de
vereiste solvabiliteitsmarge.
Artikel 54
-
1.Indien de
Pensioen- & Verzekeringskamer tegen het
ontwerp aanvankelijk geen bedenkingen
heeft of nadat aan deze bedenkingen is
tegemoetgekomen, doet de verzekeraar van
zijn voornemen tot overdracht van
rechten en verplichtingen mededeling in
de Staatscourant en
op andere door de Pensioen- &
Verzekeringskamer te bepalen wijze.
Daarbij wordt mededeling gedaan van een
door de Pensioen- & Verzekeringskamer
vast te stellen termijn, binnen welke de
betrokken polishouders zich bij de
Pensioen- & Verzekeringskamer
schriftelijk tegen de overdracht kunnen
verzetten.
-
2.Indien een
vierde of meer van de polishouders zich
binnen de gestelde termijn tegen de
overdracht hebben verzet, kan een
overdracht niet volgen, ook niet ten
aanzien van hen die zich tegen de
overdracht niet hebben verzet. De
Pensioen- & Verzekeringskamer maakt dit
aan de verzekeraar bekend.
-
4.Indien zich
niet binnen de gestelde termijn een
vierde of meer van de polishouders tegen
de overdracht hebben verzet en tegen de
overdracht ook bij de Pensioen- &
Verzekeringskamer geen bedenkingen
bestaan of aan deze bedenkingen is
tegemoetgekomen, verleent de Pensioen- &
Verzekeringskamer de verzekeraar
toestemming tot de overdracht. De
overdracht kan dan volgen en is van
kracht ten aanzien van alle
belanghebbenden.
-
5.De
verzekeraar die zijn rechten en
verplichtingen met toestemming van de
Pensioen- & Verzekeringskamer heeft
overgedragen, doet van de overdracht
mededeling in de
Staatscourant met vermelding van de
datum waarop zij is geschied. De inhoud
van deze publikatie behoeft de
voorafgaande toestemming van de
Pensioen- & Verzekeringskamer.
-
6.Indien een
verzekeringnemer die lid is van een
onderlinge waarborgmaatschappij met
zetel in Nederland of van een
onderneming dan wel instelling op
onderlinge grondslag met zetel buiten
Nederland, ingevolge de overdracht geen
overeenkomst van
natura-uitvaartverzekering meer bij deze
verzekeraar heeft lopen, eindigt zijn
lidmaatschap uit dien hoofde van
rechtswege met ingang van de tweede dag,
volgende op die van de dagtekening van
de Staatscourant
waarin de publikatie is geplaatst.
Artikel 55
-
3.Indien met
toestemming van de Pensioen- &
Verzekeringskamer omzetting heeft
plaatsgevonden, doet de verzekeraar van
de omzetting mededeling in de
Staatscourant en op
andere door de Pensioen- &
Verzekeringskamer te bepalen wijze. Voor
zover door de verzekeraar in
dienstverrichting naar een andere staat
overeenkomsten in de uitoefening van het
natura-uitvaartverzekeringsbedrijf zijn
gesloten, doet de verzekeraar van de
omzetting tevens mededeling in die
staat. De inhoud van deze publikaties
behoeft de voorafgaande toestemming van
de Pensioen- & Verzekeringskamer.
Hoofdstuk 6.
Bijzondere maatregelen
Artikel 56
-
1.Indien een
verzekeraar met zetel in Nederland niet
voldoet aan de bij of krachtens
artikel 38 gestelde eisen met
betrekking tot de technische
voorzieningen, kan de Pensioen- &
Verzekeringskamer de vrije beschikking
door de verzekeraar over zijn waarden,
waar zij zich ook bevinden, beperken of
hem verbieden om anders dan met
schriftelijke machtiging van de
Pensioen- & Verzekeringskamer te
beschikken over deze waarden.
-
2.Indien een
verzekeraar met zetel buiten Nederland
niet voldoet aan de bij of krachtens
artikel 45 gestelde eisen met
betrekking tot de technische
voorzieningen, kan de Pensioen- &
Verzekeringskamer de vrije beschikking
door de verzekeraar over zijn waarden,
die betrekking hebben op zijn vanuit
Nederland uitgeoefende
verzekeringsbedrijf, beperken of hem
verbieden om anders dan met
schriftelijke machtiging van de
Pensioen- & Verzekeringskamer te
beschikken over deze waarden.
Artikel 57
-
1.Indien een
verzekeraar niet meer beschikt over de
vereiste solvabiliteitsmarge, dient hij
- tenzij het tweede lid van toepassing
is - binnen acht weken of zoveel eerder
als de Pensioen- & Verzekeringskamer
bepaalt, bij de Pensioen- &
Verzekeringskamer een saneringsplan ter
toestemming in, dat aangeeft op welke
wijze en binnen welke termijn de
solvabiliteitsmarge weer op de vereiste
omvang zal worden gebracht.
-
2.Indien de
solvabiliteitsmarge is gedaald of naar
het oordeel van de Pensioen- &
Verzekeringskamer zal dalen beneden het
garantiefonds, dient de verzekeraar bij
de Pensioen- & Verzekeringskamer binnen
een door haar te bepalen termijn een
financieringsplan ter toestemming in,
dat aangeeft hoe op korte termijn de
solvabiliteitsmarge weer op de vereiste
omvang zal worden gebracht.
-
4.De
Pensioen- & Verzekeringskamer kan op
aanvraag van de verzekeraar wijzigingen
in een plan waarvoor toestemming is
verleend toestaan dan wel, bij
gewijzigde omstandigheden, wijzigingen
in het plan eisen of de toestemming
intrekken.
Artikel 58
Een verzekeraar wiens
solvabiliteitsmarge niet voldoet aan de bij
of krachtens deze wet gestelde eisen, doet
aan de Pensioen- & Verzekeringskamer binnen
de door haar te bepalen termijn en op de
door haar te bepalen wijze opgave van de in
artikel 39 onderscheidenlijk
artikel 46 bedoelde waarden en van de
wijzigingen die daarin vervolgens optreden.
Artikel 59
-
1.De
Pensioen- & Verzekeringskamer kan in het
geval, bedoeld in
artikel 57, eerste lid, in
uitzonderlijke omstandigheden, waarbij
zij van oordeel is dat de financiële
positie van de verzekeraar nog verder
zal verslechteren, alsook in het geval,
bedoeld in
artikel 57, tweede lid, de vrije
beschikking door de verzekeraar over
zijn waarden, waar zij zich ook
bevinden, beperken of hem verbieden om
anders dan met schriftelijke machtiging
van de Pensioen- & Verzekeringskamer te
beschikken over deze waarden.
Hoofdstuk 7.
Intrekking van een vergunning
Artikel 60
De Pensioen- &
Verzekeringskamer kan een vergunning
intrekken indien de verzekeraar:
-
a.
daarom verzoekt;
-
b.
niet meer voldoet aan de eisen
die voor het verkrijgen van de
vergunning zijn gesteld;
-
c.
niet binnen de ingevolge
artikel 57 door de Pensioen- &
Verzekeringskamer goedgekeurde termijn
de solvabiliteitsmarge op de vereiste
omvang heeft gebracht;
-
d.
ernstig in gebreke blijft aan
verplichtingen, hem bij of krachtens de
wet in of buiten Nederland opgelegd, te
voldoen;
-
e.
met zetel in Nederland dan wel,
vanuit zijn bijkantoren in Nederland,
indien hij zijn zetel buiten Nederland
heeft, de bedrijfsuitoefening gedurende
meer dan zes maanden heeft gestaakt; of
-
f.
binnen twaalf maanden na de
verlening van de vergunning daarvan geen
gebruik heeft gemaakt.
Artikel 61
-
1.De werking
van het besluit tot intrekking van een
vergunning wordt opgeschort totdat de
beroepstermijn is verstreken of, indien
de verzekeraar de voorzitter van het
College van Beroep voor het
bedrijfsleven heeft verzocht een
voorlopige voorziening te treffen, op
dat verzoek is beslist.
-
2.De
Pensioen- & Verzekeringskamer doet van
het besluit in de
Staatscourant mededeling, zodra de
intrekking van kracht is geworden. Zij
kan, indien zij dit in het belang van
verzekeringnemers of verzekerden acht,
het besluit eveneens op andere door haar
te bepalen wijze publiceren.
Artikel 62
-
1.Houdt de
verzekeraar op te bestaan, dan vervallen
de aan hem verleende vergunningen.
Artikel 61, tweede lid, is van
overeenkomstige toepassing.
Artikel 63
De intrekking van de
vergunning verplicht de verzekeraar zijn
bedrijf af te wikkelen, tenzij de intrekking
gepaard gaat met de verlening van een
vergunning als bedoeld in artikel 24, eerste
lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf
1993. De verzekeraar die verplicht is zijn
bedrijf af te wikkelen, blijft onderworpen
aan de bepalingen van deze wet.
Artikel 64
-
1.Indien de
Pensioen- & Verzekeringskamer de
vergunning intrekt op grond van
artikel 60, onderdelen b, c of d,
beperkt zij de uitoefening van de
beschikkingsbevoegdheid door de
verzekeraar over zijn waarden of
verbiedt zij hem om anders dan met haar
schriftelijke machtiging over deze
waarden te beschikken, voor zover zulks
niet reeds is geschied.
-
3.De
verzekeraar kan niet op grond van de
beperking of het verbod, opgelegd
ingevolge het eerste lid, een beroep
doen op de ongeldigheid van een
rechtshandeling die voor de
openbaarmaking is verricht, tenzij de
wederpartij de beperking
onderscheidenlijk het verbod kende of
daarvan niet onkundig kon zijn.
-
4.Indien het
besluit tot intrekking wordt vernietigd,
heft de Pensioen- & Verzekeringskamer de
beperking of het verbod, opgelegd
ingevolge het eerste lid, op.
Hoofdstuk 8.
Noodregeling en faillissement
Artikel 66
-
1.Wanneer het
belang der gezamenlijke schuldeisers bij
de afwikkeling van het bedrijf van een
verzekeraar een bijzondere voorziening
vordert, kan de rechtbank binnen welker
rechtsgebied de verzekeraar zijn
woonplaats heeft, op verzoek van de
Pensioen- & Verzekeringskamer de
noodregeling uitspreken, ongeacht of de
verzekeraar over een vergunning beschikt
of heeft beschikt.
-
3.De
rechtbank verleent aan de bewindvoerders
een machtiging. De machtiging strekt
zowel tot vereffening van het geheel of
van een gedeelte van de portefeuille van
de verzekeraar als tot overdracht van
alle of van een deel van zijn rechten en
verplichtingen uit of krachtens
overeenkomsten van
natura-uitvaartverzekering. Zolang nog
niet blijkt dat de verzekeraar een
negatief eigen vermogen heeft, strekt de
machtiging mede tot vereffening van het
vermogen van de onderneming van de
verzekeraar.
-
9.De
beschikking van de rechtbank wordt met
redenen omkleed en wordt, indien de
noodregeling wordt uitgesproken, op een
openbare terechtzitting uitgesproken. De
griffier doet van de zakelijke inhoud
van de beschikking mededeling in de
Staatscourant.
-
11.Bij de
beschikking bepaalt de rechtbank de duur
van de machtiging op ten hoogste
anderhalf jaar. Voor het verstrijken van
de gestelde termijn kunnen de
bewindvoerders eenmaal of meermalen
verlenging van de geldigheidsduur voor
ten hoogste anderhalf jaar verzoeken.
Het verzoek wordt behandeld op dezelfde
wijze als een verzoek tot het uitspreken
van de noodregeling. Zolang bij de
afloop van de geldigheidsduur van de
machtiging op een verzoek tot verlenging
niet is beschikt, blijft de machtiging
gehandhaafd.
-
13.In
afwijking van het tiende lid werkt de
beschikking niet terug ten aanzien van
een door een verzekeraar voor het
tijdstip waarop de rechtbank de
beschikking heeft gegeven gesloten
financiëlezekerheidsovereenkomst als
bedoeld in artikel 51 van Boek 7 van het
Burgerlijk Wetboek of een overdracht of
vestiging van een pandrecht op grond
daarvan, of enige uit een dergelijke
overeenkomst voortvloeiende betaling,
levering, verrekening of andere
rechtshandeling die benodigd is om die
overeenkomst volledig uit te voeren.
-
14.Het tiende
lid kan niet aan derden worden
tegengeworpen ten aanzien van een door
een verzekeraar, na het tijdstip waarop
de rechtbank de in het eerste of het
tweede lid genoemde beschikking heeft
gegeven, gesloten
financiëlezekerheidsovereenkomst als
bedoeld in artikel 51 van Boek 7 van het
Burgerlijk Wetboek, of enige uit een
dergelijke overeenkomst voortvloeiende
betaling, levering, verrekening of
andere rechtshandeling die benodigd is
om die overeenkomst volledig uit te
voeren, indien de zekerheidsnemer kan
aantonen dat deze niet op de hoogte was
of behoorde te zijn van de door de
rechtbank gegeven beschikking.
Artikel 67
-
1.Wanneer een
verzoek tot het uitspreken van de
noodregeling aanhangig is tegelijk met
een verzoek tot faillietverklaring,
wordt de behandeling van het verzoek tot
faillietverklaring geschorst totdat op
het verzoek tot het uitspreken van de
noodregeling is beschikt. Indien de
rechtbank de noodregeling uitspreekt,
vervalt het verzoek tot
faillietverklaring van rechtswege.
-
5.Door de
beschikking, bedoeld in het derde lid of
de mededeling, bedoeld in
artikel 74, vierde lid, vervallen
van rechtswege de bevoegdheden, welke de
bewindvoerders ingevolge de machtiging,
bedoeld in
artikel 66 of de bijzondere
machtiging, bedoeld in
artikel 74, eerste lid, hadden
verkregen.
Artikel 68
Op verzoek van de
bewindvoerders benoemt de rechtbank een van
haar leden tot rechter-commissaris die
toezicht houdt op de vereffening welke
plaats heeft ingevolge
artikel 72a. Met betrekking tot de
beschikkingen van de rechter-commissaris,
gegeven ter uitvoering van het in de eerste
volzin bepaalde, zijn de artikelen 66 en 67,
eerste lid, van de Faillissementswet van
overeenkomstige toepassing. Het tweede lid
van artikel 67 van die wet is van
overeenkomstige toepassing voor zover de
daarin opgesomde artikelen in
artikel 72a van overeenkomstige
toepassing zijn verklaard. Hetgeen in de
genoemde artikelen is bepaald met betrekking
tot de curator onderscheidenlijk de
gefailleerde is van toepassing op de
bewindvoerders onderscheidenlijk de
verzekeraar dan wel het bijkantoor.
Artikel 69
Vanaf het begin van de dag van
de uitspraak waarbij de rechtbank de
machtiging verleent, mogen aan de in
de artikelen 39 en
46 bedoelde waarden geen andere waarden
worden toegevoegd dan de sindsdien ontvangen
premies of de met die premies verkregen
waarden, voor zover deze dienen tot dekking
van de technische voorzieningen. Indien
faillissement wordt uitgesproken zonder
voorafgaande machtiging of later dan vier
weken na de beëindiging van de machtiging,
geldt hetzelfde verbod vanaf de dag van de
faillietverklaring.
Artikel 70
-
4.Indien meer
dan één bewindvoerder is benoemd, is
voor de geldigheid van hun handelingen
toestemming van de meerderheid of bij
staking van stemmen een beslissing van
de voorzieningenrechter van de rechtbank
vereist. De bewindvoerder aan wie bij de
machtiging, bedoeld in
artikel 66, derde lid, een bepaalde
werkkring is aangewezen, is binnen de
grenzen daarvan zelfstandig tot handelen
bevoegd.
-
5.De
rechtbank kan te allen tijde een
bewindvoerder, na deze en de Pensioen- &
Verzekeringskamer gehoord, althans
behoorlijk opgeroepen te hebben,
ontslaan en door een ander vervangen, of
aan de bewindvoerder één of meer
bewindvoerders toevoegen, een en ander
op verzoek van de bewindvoerder, de
andere bewindvoerders, de Pensioen- &
Verzekeringskamer of één of meer
schuldeisers dan wel ambtshalve.
-
8.Wordt een
besluit van aandeelhouders of leden dat
ingevolge de statuten of reglementen van
een verzekeraar met zetel in Nederland
voor een handeling is vereist, niet
genomen of verkrijgt dit besluit niet de
volgens de statuten of reglementen
vereiste toestemming, dan kunnen de
bewindvoerders dit besluit nemen.
-
10.Het loon
van de personen, aangewezen ingevolge
artikel 66, zevende lid, het loon en
de verschotten van de bewindvoerders,
alsmede de overige kosten van de
noodregeling worden bepaald door de
rechtbank en vormen een boedelschuld.
Artikel 71
Ingevolge de hun verleende
machtiging kunnen de bewindvoerders,
ongeacht hetgeen daaromtrent bij de statuten
van de verzekeraar is bepaald:
-
a.
alle nog niet gedane stortingen
op de aandelen in het geplaatste
kapitaal onderscheidenlijk het
waarborgkapitaal van een verzekeraar
uitschrijven en innen;
-
b.
naheffingen opleggen en innen tot
het in de statuten van een onderlinge
waarborgmaatschappij met zetel in
Nederland of van een onderneming dan wel
instelling op onderlinge grondslag met
zetel buiten Nederland bepaalde maximum.
Artikel 72a
-
2.De
bewindvoerders maken een staat op
waaruit blijken de aard en het bedrag
van de baten en schulden van de
verzekeraar, de namen en woonplaatsen
van de schuldeisers alsmede het bedrag
der vorderingen van iedere schuldeiser.
Een door de bewindvoerders gewaarmerkt
afschrift van deze staat wordt ter
kosteloze inzage van een ieder ter
griffie van de rechtbank neergelegd.
-
3.Op verzoek
van de bewindvoerders bepaalt de
rechter-commissaris de dag waarop
uiterlijk de vorderingen moeten worden
ingediend, en voorts dag, uur en plaats,
waarop de verificatievergadering zal
worden gehouden. De bewindvoerders geven
van deze beschikkingen onmiddellijk aan
alle bekende schuldeisers schriftelijk
kennis en doen daarvan aankondiging in
een of meer door de rechter-commissaris
aan te wijzen dagbladen. De artikelen
110 tot en met 113 van de
Faillissementswet zijn van
overeenkomstige toepassing, met dien
verstande dat hetgeen is bepaald met
betrekking tot de curator
onderscheidenlijk de gefailleerde van
toepassing is op de bewindvoerders
onderscheidenlijk de verzekeraar dan wel
het bijkantoor.
Artikel 78, vierde lid, onderdeel e,
is van overeenkomstige toepassing.
-
5.Met
betrekking tot de verificatie zijn de
artikelen 119 tot en met 122, 123 tot en
met 127, 129, 132 tot en met 137, 260,
eerste lid, 261 en 262, eerste en derde
lid, van de Faillissementswet van
overeenkomstige toepassing. Daarbij zijn
de bepalingen met betrekking tot de
curator onderscheidenlijk de
gefailleerde van toepassing op de
bewindvoerders onderscheidenlijk de
verzekeraar. Artikel 59 van de
Faillissementswet is van overeenkomstige
toepassing met uitzondering van het
aldaar bepaalde ten aanzien van de
vergoeding bedoeld in artikel 63a, derde
lid, en de vergoeding voor het gebruik,
bedoeld in artikel 63b, vierde lid, van
de Faillissementswet. In afwijking van
de in artikel 127, eerste lid, van de
Faillissementswet genoemde termijn geldt
de termijn die ingevolge het derde lid
van dit artikel voor de indiening van
vorderingen is bepaald. De vorderingen
welke opeisbaar worden op of na de datum
van de beschikking, bedoeld in
artikel 66, eerste lid, worden
geverifieerd voor de waarde welke zij
hebben op het tijdstip waarop deze
vorderingen opeisbaar worden, met dien
verstande dat dit ten aanzien van
vorderingen welke vallen onder de
werking van
artikel 74, eerste lid, slechts
geldt voor zover deze bepaling niet
reeds op deze vorderingen is toegepast.
-
6.De
bestuurders van de verzekeraar dan wel
de vertegenwoordigers van het bijkantoor
wonen de verificatievergadering bij
teneinde aldaar alle inlichtingen over
de oorzaken van de in
artikel 66, eerste lid, bedoelde
toestand en de staat van de boedel te
geven die hen door de
rechter-commissaris worden gevraagd. De
schuldeisers kunnen de
rechter-commissaris verzoeken omtrent
bepaalde door hen op te geven punten
inlichtingen aan de bestuurders dan wel
aan de vertegenwoordigers van het
bijkantoor te vragen. De vragen aan de
bestuurders dan wel aan de
vertegenwoordigers van het bijkantoor
gesteld en de door hen gegeven
antwoorden worden in het proces-verbaal
opgetekend. In afwijking van het
bepaalde in artikel 121, vierde lid, van
de Faillissementswet levert het
proces-verbaal van de
verificatievergadering ten aanzien van
de verbintenissen van de verzekeraar
welke ingevolge
artikel 74, eerste lid, worden
overgedragen slechts kracht van gewijsde
op voor zover de desbetreffende bedingen
niet worden gewijzigd.
-
7.Na de
verificatie van de schuldvorderingen
maken de bewindvoerders een
uitdelingslijst op. Zij onderwerpen die
aan de goedkeuring van de
rechter-commissaris. De lijst houdt in
een staat van ontvangsten en uitgaven,
daaronder begrepen het loon van de
bewindvoerders, de namen van de
schuldeisers, en voorts het
geverifieerde bedrag van ieders
vordering en de daarop te ontvangen
uitkering. De artikelen 180, tweede lid,
181 en 182, eerste lid, van de
Faillissementswet zijn van
overeenkomstige toepassing. Onverminderd
het bepaalde in het tiende lid is
artikel 233 van die wet eveneens van
overeenkomstige toepassing.
-
8.Bij het
opmaken van de uitdelingslijst wordt met
betrekking tot de vorderingen die zijn
betwist of waarvan de voorrang is
betwist of die voorwaardelijk zijn
toegelaten een bedrag aan liquide
middelen afgezonderd tot tenminste het
beloop van het totaal van de bedragen
die bij de toepassing van dit artikel op
deze vorderingen zullen kunnen worden
uitgekeerd, dan wel wordt deze uitkering
op andere wijze zeker gesteld.
-
9.De door de
rechter-commissaris goedgekeurde
uitdelingslijst wordt door de
bewindvoerders ter griffie van de
rechtbank neergelegd om aldaar gedurende
veertien dagen kosteloos voor de
schuldeisers ter inzage te liggen. De
bewindvoerders doen van de nederlegging
mededeling in een of meer door de
rechter-commissaris aan te wijzen
dagbladen. Voorts geven de
bewindvoerders aan ieder der erkende en
voorwaardelijk toegelaten schuldeisers
schriftelijk van de nederlegging kennis,
onder vermelding van het voor hem
uitgetrokken bedrag. De artikelen 184
tot en met 186, 187, eerste, tweede en
derde lid, 189 en 191 van de
Faillissementswet zijn van
overeenkomstige toepassing, met dien
verstande dat hetgeen daarin is bepaald
met betrekking tot de curator van
toepassing is op de bewindvoerders en
dat in afwijking van de in artikel 184
van de Faillissementswet bedoelde
termijn geldt de in de eerste zin van
dit lid genoemde termijn. Indien ten
gevolge van het krachtens artikel 184
dan wel artikel 186 van de
Faillissementswet gedane verzet een
verificatiegeschil ontstaat, wordt ten
aanzien van de vorderingen waarop dit
verzet betrekking heeft, het achtste lid
van dit artikel overeenkomstig
toegepast, en kan vervolgens, nadat voor
zoveel nodig tevens dienovereenkomstig
wijziging van de overige in de ter
inzage neergelegde lijst opgenomen
uitkeringsbedragen heeft plaats gehad,
met inachtneming van het overigens in
dit artikel bepaalde, tot uitkering
worden overgegaan. Indien het gedane
verzet niet tot een verificatiegeschil
leidt, kan met inachtneming van het bij
de beschikking op het verzet bepaalde
tot uitkering worden overgegaan zodra
die beschikking in kracht van gewijsde
is gegaan.
-
10.In
afwijking van de laatste zin van het
zevende lid kan op geverifieerde
vorderingen welke opeisbaar worden op of
na de datum van de beschikking als
bedoeld in
artikel 66, eerste lid, voor zover
artikel 74, eerste lid, niet reeds
op deze vorderingen werd toegepast, een
uitkering eerst worden gedaan zodra deze
vorderingen opeisbaar zijn geworden. Tot
dat tijdstip wordt een bedrag aan
liquide middelen afgezonderd tot ten
minste het beloop van het totaal van de
bedragen die bij de toepassing van dit
artikel op deze vorderingen zullen
kunnen worden uitgekeerd, dan wel wordt
deze uitkering op andere wijze zeker
gesteld.
Artikel 73
-
1.Met
betrekking tot verrekening en
schuldoverneming vinden de artikelen 234
en 235 van de Faillissementswet
overeenkomstige toepassing, met dien
verstande dat de schuldenaar van de
verzekeraar die zijn schuld wil
verrekenen met een vordering aan order
of toonder, gehouden is te bewijzen dat
hij het papier reeds op het ogenblik der
uitspraak, waarbij het verzoek werd
toegewezen, te goeder trouw had
verkregen.
-
2.Met
betrekking tot wederkerige
overeenkomsten in het algemeen en tot
termijnzaken, overeenkomsten van
huurkoop, huurovereenkomsten en
arbeidsovereenkomsten in het bijzonder,
waarbij de verzekeraar ten aanzien
waarvan de noodregeling is uitgesproken,
partij is, vinden de artikelen 236, 237,
237a , 238 en 239
van de Faillissementswet overeenkomstige
toepassing.
-
3.De
bewindvoerders kunnen bestuurders,
commissarissen en de vertegenwoordiger
namens de verzekeraar ontslaan. Bij dit
ontslag worden de overeengekomen of
wettelijke termijnen in acht genomen,
met dien verstande echter dat een
termijn van zes weken in elk geval
voldoende is.
Artikel 74
-
4.Zodra
overdracht van rechten en verplichtingen
krachtens de in
artikel 66 bedoelde machtiging heeft
plaatsgevonden, doen de bewindvoerders
van deze overdracht en, zo handelingen
door hen zijn verricht krachtens de in
het eerste lid bedoelde bijzondere
machtiging, van deze handelingen
mededeling in de
Staatscourant en in ten minste drie
door de rechtbank aan te wijzen
dagbladen. De bewindvoerders kunnen,
indien zij dit in het belang van
verzekeringnemers, verzekerden of
gerechtigden op uitkeringen achten, de
bedoelde overdracht en handelingen
tevens op andere wijze publiceren
-
5.De
overdracht en de wijziging, bedoeld in
het eerste lid, onderdeel
a, worden ten
aanzien van alle andere belanghebbenden
dan de betrokken verzekeraars van kracht
met ingang van de tweede dag, volgende
op die van de dagtekening van de
Staatscourant
waarin de publikatie is geplaatst. Op de
overdracht zijn
de artikelen 52, eerste, tweede, vierde
en vijfde lid,
53, eerste, tweede en vierde lid, en
54 niet van toepassing.
-
6.Wijzigingen
als bedoeld in het eerste lid, onderdeel
a, laten onverlet de uitkeringen die
overeenkomstig
artikel 72a zijn gedaan voor de dag
van de indiening van het verzoek om de
machtiging als bedoeld in het eerste
lid.
Artikel 74a
-
2.De
bewindvoerders horen de vereniging
alvorens zij de bevoegdheden, bedoeld in
artikel 74, eerste lid, uitoefenen,
indien deze op een door de
bewindvoerders te bepalen moment ten
genoegen van de bewindvoerders heeft
aangetoond dat zij aan de in het eerste
lid gestelde vereisten voldoet.
Artikel 75
Een overdracht van rechten en
verplichtingen ingevolge dit hoofdstuk mag
geen nadeel toebrengen aan de rechten van de
overblijvende schuldeisers.
Artikel 76 [Vervallen
per 17-11-1999]
Artikel 77
Voor de toepassing van de
artikelen 194, 342 en 343 van het Wetboek
van Strafrecht wordt met faillissement
gelijkgesteld de rechtstoestand waarin een
verzekeraar verkeert zolang te zijnen
aanzien de noodregeling als bedoeld in
artikel 66 van kracht is.
Artikel 78
-
1.De
bewindvoerders dienen, de Pensioen- &
Verzekeringskamer gehoord, een verzoek
tot faillietverklaring in, indien blijkt
dat de verzekeraar een negatief eigen
vermogen heeft en het met de verleende
machtiging te bereiken doel is
verwezenlijkt of niet meer kan worden
verwezenlijkt. De Pensioen- &
Verzekeringskamer dient een verzoek tot
faillietverklaring in indien geen
machtiging werd verleend en geen
redelijk vooruitzicht meer bestaat dat
het met een machtiging te bereiken doel
alsnog kan worden verwezenlijkt.
-
4.De
noodregeling en de machtiging houden van
rechtswege op van kracht te zijn ingeval
de verzekeraar in staat van
faillissement wordt verklaard. Alsdan,
zomede indien de faillietverklaring
wordt uitgesproken binnen vier weken na
de beëindiging van de noodregeling,
gelden de volgende bepalingen:
-
a. het tijdstip waarop de
termijnen, in de artikelen 43 en 45
van de Faillissementswet vermeld,
aanvangen, wordt berekend vanaf het
tijdstip waarop de beschikking
houdende machtiging uitvoerbaar is
geworden;
-
b. een beroep op verrekening
kan in afwijking van artikel 53 van
de Faillissementswet slechts worden
gedaan indien de vordering en de
schuldplichtigheid beide zijn
ontstaan voor het tijdstip waarop de
beschikking, houdende machtiging,
uitvoerbaar is geworden, of
voortvloeien uit een handeling voor
dat tijdstip met de gefailleerde
verricht;
-
c. handelingen, ingevolge
artikel 70 door of namens de
bewindvoerders verricht gedurende de
tijd dat de machtiging van kracht
was, worden beschouwd als
handelingen van de curator, terwijl
boedelschulden, gedurende die tijd
ontstaan, ook in het faillissement
als boedelschulden zullen gelden;
-
d. de boedel is niet
aansprakelijk voor verbintenissen
van de verzekeraar die in strijd met
artikel 70, eerste en zesde lid,
zijn aangegaan gedurende de tijd dat
de machtiging van kracht was, dan
voor zover deze daardoor is gebaat;
-
e. vorderingen uit
overeenkomsten van
natura-uitvaartverzekering kunnen in
afwijking van artikel 110, eerste
lid, van de Faillissementswet worden
ingediend door overlegging van de
polis of een afschrift daarvan,
zonder dat de waarde van de
vordering behoeft te worden vermeld.
Voor zover de curator de vordering
erkent, stelt hij de omvang daarvan
vast;
-
e. overigens is, voor zover
niet reeds ingevolge
artikel 72a tot volledige
uitvoering gekomen, het bepaalde in
titel I van de Faillissementswet van
toepassing.
Artikel 78a
Indien een faillietverklaring
wordt uitgesproken op verzoek van de
bewindvoerders dan wel binnen vier weken na
het einde van de noodregeling, geldt dat het
tijdstip waarop de termijnen vermeld in de
artikelen 43 en 45 van de Faillissementswet
en in artikel 138, zesde lid, van Boek 2 van
het Burgerlijk Wetboek aanvangen, wordt
berekend vanaf het tijdstip waarop de
noodregeling is uitgesproken.
Artikel 79
De bewindvoerders brengen
tijdens de noodregeling telkens na verloop
van drie maanden, alsmede na beëindiging van
de noodregeling zo spoedig mogelijk verslag
omtrent hun werkzaamheden uit aan de
rechtbank. Een afschrift van dit verslag
zenden de bewindvoerders aan Onze Minister
en aan de Pensioen- & Verzekeringskamer.
Artikel 80
-
1.In geval
van noodregeling overeenkomstig dit
hoofdstuk of van faillissement van een
verzekeraar worden de boedelschulden,
overeenkomstig de bepalingen van de
Faillissementswet, al naar gelang de
aard van de betrokken boedelschuld
hetzij mede over de in
de artikelen 39 en
46 bedoelde waarden omgeslagen,
hetzij uitsluitend van een bepaalde bate
van de boedel afgetrokken.
-
2.Onverminderd
het bepaalde in het eerste lid dienen in
geval van noodregeling of van
faillissement van een verzekeraar de
waarden, ingevolge
de artikelen 39 en
46 geadministreerd voor de vanuit de
vestigingen in Nederland aangegane
verplichtingen uit of krachtens
overeenkomsten van
natura-uitvaartverzekering, uitsluitend
tot voldoening van de volgende
vorderingen en wel in de hierna vermelde
volgorde:
-
a. de vorderingen van
werknemers en gewezen werknemers
alsmede de vorderingen van hun
nabestaanden met betrekking tot
reeds vervallen termijnen van
pensioen, voor zover de vordering
niet ouder is dan een jaar;
-
b. de vorderingen van
werknemers, niet zijnde bestuurders
van de verzekeraar waarbij zij in
dienst zijn, en gewezen werknemers
alsmede de vorderingen van hun
nabestaanden met betrekking tot in
de toekomst tot uitkering komende
termijnen van toegezegd pensioen;
-
c. de vorderingen van
werknemers met betrekking tot het
loon over het voorafgaande jaar en
hetgeen over het lopende jaar
verschuldigd is, benevens het bedrag
van de verhoging van dat loon
ingevolge artikel 625 van Boek 7 van
het Burgerlijk Wetboek alsmede het
bedrag van de uitgaven, door de
werknemer voor de verzekeraar als
werkgever gedaan, en de bedragen,
door de verzekeraar aan de werknemer
krachtens titel 10 van Boek 7 van
het Burgerlijk Wetboek in verband
met de beëindiging van de
arbeidsovereenkomst verschuldigd;
-
d. de vorderingen en rechten
betreffende prestaties, die zijn
ontstaan of nog zullen ontstaan uit
overeenkomsten van
natura-uitvaartverzekering, gesloten
vanuit een vestiging in Nederland.
-
3.Onder de in
het tweede lid, onderdeel
d, bedoelde
vorderingen worden mede begrepen de
vorderingen ter zake van prestaties
krachtens lopende overeenkomsten van
natura-uitvaartverzekering, ontstaan op
of na de dag waarop de machtiging,
bedoeld in
artikel 66, is verleend dan wel,
indien een faillissement wordt
uitgesproken zonder voorafgaande
machtiging of later dan vier weken na de
beëindiging van de machtiging, op of na
de dag waarop het faillissement is
uitgesproken.
-
4.Op de
ingevolge
de artikelen 39 en
46 geadministreerde waarden voor de
vanuit de vestigingen in Nederland
aangegane verplichtingen uit of
krachtens overeenkomsten van
natura-uitvaartverzekering zijn,
behoudens vorderingen die door pand of
hypotheek op deze waarden zijn gedekt,
geen andere vorderingen verhaalbaar,
tenzij vaststaat dat alle vorderingen,
genoemd in het tweede lid, zullen kunnen
worden voldaan en dat in de toekomst
zodanige vorderingen niet meer zullen
ontstaan.
-
5.Ingeval de
in het tweede lid bedoelde vorderingen
niet volledig uit de ingevolge
de artikelen 39 en
46 geadministreerde waarden voor de
vanuit de vestigingen in Nederland
aangegane verplichtingen uit of
krachtens overeenkomsten van
natura-uitvaartverzekering zijn voldaan,
hebben de betrokken schuldeisers voor
het overblijvende deel van hun
vorderingen te zamen met de overige
schuldeisers een gelijk recht om naar
evenredigheid van ieders vordering uit
de overige goederen te worden voldaan,
behoudens de door de wet erkende redenen
van voorrang.
Hoofdstuk 9.
Bijzondere bepalingen
Artikel 81 [Vervallen
per 15-09-2004]
Artikel 82
-
1.Het is
iedere natuurlijke persoon of
rechtspersoon verboden, anders dan na
verkregen verklaring van geen bezwaar,
een gekwalificeerde deelneming in een
verzekeraar met zetel in Nederland te
houden, te verwerven of te vergroten dan
wel enige zeggenschap verbonden aan een
gekwalificeerde deelneming in een
verzekeraar met zetel in Nederland uit
te oefenen.
-
3.Aan een
verklaring van geen bezwaar voor een
handeling als bedoeld in het eerste lid
kunnen op grond van de overwegingen als
bedoeld in het tweede lid, onderdelen a,
b, c en d, onderscheidenlijk het tweede
lid, onderdeel e, beperkingen worden
gesteld en voorschriften worden
verbonden.
-
4.Ingeval het
houden, het verwerven of het vergroten
van een gekwalificeerde deelneming in
een verzekeraar als bedoeld in het
eerste lid is verricht, zonder dat voor
die handeling een verklaring van geen
bezwaar is verkregen of de bij de
verklaring van geen bezwaar gestelde
beperkingen in acht zijn genomen, is de
in overtreding zijnde natuurlijke
persoon of rechtspersoon gehouden binnen
een door Onze Minister dan wel vanwege
Onze Minister door de Pensioen- &
Verzekeringskamer te bepalen termijn de
verrichte handeling ongedaan te maken
dan wel de beperkingen alsnog in acht te
nemen. Deze verplichting vervalt op het
tijdstip waarop en voor zover voor de
desbetreffende handeling alsnog een
verklaring van geen bezwaar wordt
verleend dan wel de niet in acht genomen
beperkingen worden ingetrokken.
-
5.Ingeval het
uitoefenen van enige zeggenschap
verbonden aan een gekwalificeerde
deelneming in een verzekeraar als
bedoeld in het eerste lid geschiedt,
zonder dat voor het houden, het
verwerven of het vergroten van de
gekwalificeerde deelneming dan wel voor
het uitoefenen van enige zeggenschap
verbonden aan een gekwalificeerde
deelneming in een verzekeraar als
bedoeld in het eerste lid een verklaring
van geen bezwaar is verkregen of de bij
de verklaring van geen bezwaar gestelde
beperkingen in acht zijn genomen, is een
mede door de uitgeoefende zeggenschap
tot stand gekomen besluit vernietigbaar.
Het besluit kan worden vernietigd op
vordering van Onze Minister dan wel
vanwege Onze Minister van de Pensioen- &
Verzekeringskamer. Het besluit wordt in
dat geval door de rechtbank, binnen
welker rechtsgebied de verzekeraar
gevestigd is, vernietigd indien het
besluit zonder dat de desbetreffende
zeggenschap zou zijn uitgeoefend, anders
zou hebben geluid dan wel niet zou zijn
genomen, tenzij voor het tijdstip van de
uitspraak alsnog een verklaring van geen
bezwaar wordt verleend dan wel de niet
in acht genomen beperkingen worden
ingetrokken. De rechtbank regelt voor
zover nodig de gevolgen van de
vernietiging.
-
6.Ingeval aan
de verklaring van geen bezwaar als
bedoeld in het eerste lid verbonden
voorschriften niet worden nagekomen, kan
Onze Minister dan wel vanwege Onze
Minister de Pensioen- &
Verzekeringskamer een termijn
vaststellen waarbinnen de in overtreding
zijnde natuurlijke persoon dan wel
rechtspersoon de niet nagekomen
voorschriften alsnog moet vervullen.
Artikel 83
-
1.Voor het
geval van een houder van een verklaring
van geen bezwaar als bedoeld in
artikel 82, eerste lid, die aan het
hoofd staat van een groep waartoe een of
meer verzekeraars als bedoeld in
artikel 1, onderdeel c
, en een of meer kredietinstellingen
als bedoeld in artikel 1, eerste lid,
onderdeel a, van de
Wet toezicht kredietwezen 1992 behoren
en waartoe ten minste één verzekeraar
met zetel in Nederland behoort die een
vergunning als bedoeld in
artikel 11 heeft verkregen, kan de
Pensioen- & Verzekeringskamer, in
overeenstemming met de autoriteit die
ingevolge de Wet toezicht kredietwezen
1992 belast is met het toezicht op
kredietinstellingen, op grond van de
overwegingen als bedoeld in
artikel 82, tweede lid, onderdelen
a en
b ,
voorschriften formuleren.
-
3.Indien de
voorschriften worden gewijzigd, kan Onze
Minister, de Pensioen- &
Verzekeringskamer gehoord, dan wel in
door Onze Minister bepaalde gevallen
vanwege Onze Minister de Pensioen- &
Verzekeringskamer, de gewijzigde
voorschriften verbinden aan de
verklaring van geen bezwaar die aan een
houder als bedoeld in het eerste lid is
verleend.
Artikel 84
-
1.Op een
aanvraag tot het verkrijgen van een
verklaring van geen bezwaar als bedoeld
in
artikel 82, eerste lid, wordt
beslist door Onze Minister, de Pensioen-
& Verzekeringskamer gehoord, dan wel in
door Onze Minister bepaalde gevallen
vanwege Onze Minister door de Pensioen-
& Verzekeringskamer.
-
2.Indien een
verklaring van geen bezwaar wordt
verleend, kan de aanvrager tevens
toestemming worden verleend tot het
vergroten van de gekwalificeerde
deelneming, waarbij als bovengrens 20,
33, 50 of 100 procent kan gelden. Indien
een verklaring van geen bezwaar wordt
verleend voor een deelneming in een
verzekeraar, kan op verzoek van de
aanvrager worden bepaald dat de
verleende verklaring van geen bezwaar
geldt voor alle groepsmaatschappijen
gezamenlijk, onverminderd artikel 23 van
de Wet toezicht kredietwezen 1992.
-
3.De aanvraag
wordt ingediend bij de Pensioen- &
Verzekeringskamer. De Pensioen- &
Verzekeringskamer zendt de aanvraag,
vergezeld van haar advies, aan Onze
Minister behoudens in de gevallen waarin
zij vanwege Onze Minister beslist.
-
5.De
verleende verklaring van geen bezwaar
als bedoeld in
artikel 82, eerste lid, wordt door
Onze Minister dan wel vanwege Onze
Minister door de Pensioen- &
Verzekeringskamer aan de betrokken
verzekeraar bekendgemaakt.
-
6.Van de
afgifte van een verklaring van geen
bezwaar wordt door Onze Minister dan wel
vanwege Onze Minister door de Pensioen-
& Verzekeringskamer mededeling gedaan in
de Staatscourant,
behoudens voor zover Onze Minister of de
Pensioen- & Verzekeringskamer van
oordeel is, dat publikatie zou leiden of
zou kunnen leiden tot onevenredige
bevoordeling of benadeling van bij de
beslissing betrokkenen of derden.
-
7.Een
verklaring van geen bezwaar kan door
Onze Minister, de Pensioen- &
Verzekeringskamer gehoord, dan wel in
door Onze Minister bepaalde gevallen
vanwege Onze Minister door de Pensioen-
& Verzekeringskamer worden gewijzigd of
ingetrokken:
-
a. op aanvraag van de houder;
-
b. indien de gegevens of
bescheiden die zijn verstrekt ter
verkrijging van de verklaring van
geen bezwaar zodanig onjuist of
onvolledig blijken dat op de
aanvraag een andere beslissing zou
zijn genomen als bij de beoordeling
van de aanvraag de juiste
omstandigheden volledig bekend waren
geweest;
-
c. indien niet alsnog binnen
de termijn, bedoeld in
artikel 82, zesde lid, aan alle
bij de verklaring van geen bezwaar
gestelde voorschriften wordt
voldaan.
-
8.Indien zich
met betrekking tot een verleende
verklaring van geen bezwaar
omstandigheden voordoen of feiten bekend
worden welke:
-
a. naar het oordeel van de
Pensioen- & Verzekeringskamer tot
strijd met het belang leiden of
zouden kunnen leiden van degenen die
als verzekeringnemers of verzekerden
betrokken zijn of zullen worden bij
overeenkomsten van
natura-uitvaartverzekering, gesloten
of te sluiten door een rechtstreeks
of middellijk bij de handeling
betrokken verzekeraar
onderscheidenlijk tot een invloed op
de betrokken verzekeraar die in
strijd is met het belang van degenen
die als verzekeringnemers of
verzekerden betrokken zijn of zullen
worden bij overeenkomsten van
natura-uitvaartverzekering, gesloten
of te sluiten door een rechtstreeks
of middellijk bij de handeling
betrokken verzekeraar;
-
b. naar het oordeel van de
Pensioen- & Verzekeringskamer ertoe
leiden of zouden kunnen leiden dat
de betrokken verzekeraar zou gaan
behoren tot een groep waarbinnen de
formele of feitelijke
zeggenschapsstructuur in zodanige
mate ondoorzichtig is dat deze een
belemmering zou vormen voor het
adequaat uitoefenen van toezicht op
de verzekeraar;
-
c. naar het oordeel van de
Pensioen- & Verzekeringskamer ertoe
leiden of zouden kunnen leiden dat
een integere bedrijfsvoering
onvoldoende is gewaarborgd, waarbij
onder integere bedrijfsvoering wordt
verstaan de bedrijfsvoering met
uitzondering van het deel dat wordt
geregeld door de effectentypische
gedragsregels, bedoeld in artikel
18a van de Wet toezicht
effectenverkeer 1995; of
-
d. naar het oordeel van de
Pensioen- & Verzekeringskamer of
Onze Minister leiden of zouden
kunnen leiden tot een ongewenste
ontwikkeling van de financiële
sector;
en derhalve zo zij voor
het tijdstip waarop de verklaring van
geen bezwaar werd verleend zich hadden
voorgedaan, of bekend waren geweest, een
verklaring van geen bezwaar zou zijn
geweigerd dan wel de verklaring van geen
bezwaar onder het stellen van
beperkingen of het verbinden van
voorschriften zou zijn verleend, kan
Onze Minister, de Pensioen- &
Verzekeringskamer gehoord, dan wel in
door Onze Minister bepaalde gevallen
vanwege Onze Minister de Pensioen- &
Verzekeringskamer, aan de verklaring van
geen bezwaar nadere beperkingen stellen
of nadere voorschriften verbinden of de
verklaring van geen bezwaar intrekken.
-
9.De
wijziging of de intrekking van een
verklaring van geen bezwaar als bedoeld
in
artikel 82, eerste lid, wordt door
Onze Minister dan wel vanwege Onze
Minister door de Pensioen- &
Verzekeringskamer aan de betrokken
verzekeraar bekendgemaakt.
-
11.Van de
wijziging of de intrekking van een
verklaring van geen bezwaar wordt door
Onze Minister dan wel vanwege Onze
Minister door de Pensioen- &
Verzekeringskamer mededeling gedaan in
de Staatscourant,
behoudens voor zover Onze Minister of de
Pensioen- & Verzekeringskamer van
oordeel is, dat publikatie zou leiden of
zou kunnen leiden tot onevenredige
bevoordeling of benadeling van bij de
beslissing betrokkenen of derden.
Artikel 85
-
2.Een
verzekeraar met zetel in Nederland
stelt, voor zover hem bekend, de
Pensioen- & Verzekeringskamer in de
maand juli van elk jaar in kennis van de
identiteit van iedere natuurlijke
persoon of rechtspersoon die een
gekwalificeerde deelneming in deze
verzekeraar houdt. Tevens stelt de
verzekeraar met zetel in Nederland,
zodra zulks hem bekend wordt, de
Pensioen- & Verzekeringskamer in kennis
van iedere verwerving, afstoting of
wijziging van een gekwalificeerde
deelneming in deze verzekeraar:
-
a. waardoor de omvang van
deze deelneming boven de 20, 33, 50
of 95 procent stijgt, 100 procent
wordt dan wel waardoor de
verzekeraar een dochtermaatschappij
wordt; of
-
b. waardoor de omvang van
deze deelneming onder de 10, 20, 33,
50, 95 of 100 procent daalt dan wel
waardoor de verzekeraar ophoudt een
dochtermaatschappij te zijn.
Artikel 86
Het is verboden in Nederland
te bemiddelen bij of op andere soortgelijke
wijze mee te werken aan de voorbereiding of
de totstandkoming van overeenkomsten van
natura-uitvaartverzekering met een
verzekeraar die het
natura-uitvaartverzekeringsbedrijf uitoefent
zonder in het bezit te zijn van de ingevolge
artikel 11 vereiste vergunning dan wel
die diensten verricht naar Nederland zonder
te hebben voldaan aan de procedure die
ingevolge deze wet is vereist voor
verzekeraars met zetel buiten Nederland.
Artikel 87
-
1.Gegevens en
inlichtingen die ingevolge het bij of
krachtens deze wet bepaalde omtrent
afzonderlijke verzekeraars zijn
verstrekt of zijn verkregen en gegevens
en inlichtingen die van een instantie
als bedoeld in
de artikelen 88, eerste lid, of
88a, eerste lid,
zijn ontvangen, worden niet gepubliceerd
en zijn geheim.
-
2.Het is aan
een ieder die uit hoofde van de
toepassing van deze wet of van krachtens
deze wet genomen besluiten enige taak
vervult, verboden van gegevens of
inlichtingen, ingevolge deze wet
verstrekt of van een instantie als
bedoeld in
de artikelen 88, eerste lid, of
88a, eerste lid,
ontvangen, of van gegevens of
inlichtingen, bij het onderzoek van
zakelijke gegevens en bescheiden
verkregen, verder of anders gebruik te
maken of daaraan verder of anders
bekendheid te geven dan voor de
uitoefening van zijn taak of door deze
wet wordt geëist.
-
4.Het eerste
en tweede lid laten evenzo, ten aanzien
van degene op wie het tweede lid van
toepassing is, onverlet de
toepasselijkheid van de bepalingen van
het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering en van artikel 66 van de
Faillissementswet welke betrekking
hebben op het als getuige of als partij
in een comparitie van partijen dan wel
als deskundige in burgerlijke zaken
afleggen van een verklaring omtrent
gegevens of inlichtingen verkregen bij
de vervulling van zijn ingevolge deze
wet opgedragen taak, voor zover het gaat
om gegevens of inlichtingen omtrent een
verzekeraar die in staat van
faillissement is verklaard of op grond
van een rechterlijke uitspraak is
ontbonden. Het in de vorige volzin
bepaalde geldt niet voor gegevens of
inlichtingen die betrekking hebben op
verzekeraars die betrokken zijn of zijn
geweest bij een poging de desbetreffende
verzekeraar in staat te stellen zijn
bedrijf voort te zetten.
-
5.De
Pensioen- & Verzekeringskamer is, in
afwijking van het eerste en tweede lid,
bevoegd met gebruikmaking van gegevens
of inlichtingen verkregen bij de
vervulling van de haar ingevolge deze
wet opgedragen taak, mededelingen te
doen mits deze niet kunnen worden
herleid tot afzonderlijke verzekeraars.
Artikel 88
-
1.De
Pensioen- & Verzekeringskamer kan, in
afwijking van
artikel 87, eerste en tweede lid,
gegevens of inlichtingen verkregen bij
de vervulling van de haar ingevolge deze
wet opgedragen taak, verstrekken aan
Nederlandse of buitenlandse
overheidsinstanties dan wel aan
Nederlandse of buitenlandse van
overheidswege aangewezen instanties die
belast zijn met het toezicht op
financiële markten of op natuurlijke
personen en rechtspersonen die op die
markten werkzaam zijn, tenzij:
-
a. het doel waarvoor de
gegevens of inlichtingen zullen
worden gebruikt onvoldoende bepaald
is;
-
b. het beoogde gebruik van de
gegevens of inlichtingen niet past
in het kader van het toezicht op
financiële markten of op natuurlijke
personen en rechtspersonen die op
die markten werkzaam zijn;
-
c. de verstrekking van de
gegevens of inlichtingen zich niet
zou verdragen met de Nederlandse wet
of de openbare orde;
-
d. de geheimhouding van de
gegevens of inlichtingen niet in
voldoende mate is gewaarborgd;
-
e. de verstrekking van de
gegevens of inlichtingen
redelijkerwijs in strijd is of zou
kunnen komen met de belangen die
deze wet beoogt te beschermen; of
-
f. onvoldoende is gewaarborgd
dat de gegevens of inlichtingen niet
zullen worden gebruikt voor een
ander doel dan waarvoor deze worden
verstrekt.
-
2.Voor zover
de gegevens of inlichtingen, bedoeld in
het eerste lid, zijn verkregen van een
buitenlandse overheidsinstantie dan wel
van een buitenlandse van overheidswege
aangewezen instantie, die is belast met
het toezicht op financiële markten of op
natuurlijke personen en rechtspersonen
die op die markten werkzaam zijn,
verstrekt de Pensioen- &
Verzekeringskamer deze niet aan een
Nederlandse of buitenlandse instantie
als bedoeld in het eerste lid, tenzij de
buitenlandse instantie waarvan de
gegevens of inlichtingen zijn verkregen
uitdrukkelijk heeft ingestemd met de
verstrekking van de gegevens of
inlichtingen en in voorkomend geval
heeft ingestemd met het gebruik voor een
ander doel dan waarvoor de gegevens of
inlichtingen zijn verstrekt.
-
3.Indien een
buitenlandse instantie als bedoeld in
het eerste lid aan degene die de
gegevens of inlichtingen op grond van
dat lid heeft verstrekt, verzoekt om die
gegevens of inlichtingen te mogen
gebruiken voor een ander doel dan
waarvoor zij zijn verstrekt, mag dat
verzoek slechts worden ingewilligd:
-
a. voor zover het beoogde
gebruik niet in strijd is met het
eerste of tweede lid; dan wel
-
b. voor zover die
buitenlandse instantie op een andere
wijze dan in deze wet voorzien
vanuit Nederland met inachtneming
van de daarvoor geldende procedures
voor dat andere doel de beschikking
over die gegevens of inlichtingen
zou kunnen verkrijgen; alsmede
-
c. pas na overleg met Onze
Minister van Justitie indien het in
de aanhef bedoelde verzoek
betrekking heeft op een onderzoek
naar strafbare feiten.
Artikel 88a
-
1.De
Pensioen- & Verzekeringskamer kan, in
afwijking van
artikel 87, eerste en tweede lid,
gegevens of inlichtingen verkregen bij
de vervulling van de haar ingevolge deze
wet opgedragen taak, verstrekken aan een
rechter-commissaris voor zover die
belast is met het toezicht uit hoofde
van artikel 64 van de Faillissementswet
op de curator die betrokken is bij het
beheer en de vereffening van de
failliete boedel van een verzekeraar.
Artikel 89
-
1.Ter
uitvoering van verdragen tot
uitwisseling van gegevens of
inlichtingen dan wel ter uitvoering van
bindende besluiten van volkenrechtelijke
organisaties met betrekking tot het
toezicht op financiële markten of op
natuurlijke personen en rechtspersonen
die op die markten werkzaam zijn, kan de
Pensioen- & Verzekeringskamer ten
behoeve van een instantie die werkzaam
is in een staat die met Nederland partij
is bij een verdrag of die met Nederland
valt onder eenzelfde bindend besluit van
een volkenrechtelijke organisatie, en
die in die staat belast is met de
uitvoering van wettelijke regelingen
inzake het toezicht op het
natura-uitvaartverzekeringsbedrijf,
inlichtingen vragen aan of een onderzoek
instellen of doen instellen bij een
ieder die ingevolge deze wet onder haar
toezicht valt dan wel bij een ieder
waarvan redelijkerwijs kan worden
vermoed dat hij over gegevens of
inlichtingen beschikt die van belang
kunnen zijn voor de uitvoering van de
wettelijke regelingen als hiervoor
bedoeld.
Artikel 90
-
1.De
Pensioen- & Verzekeringskamer kan
toestaan dat een functionaris van een
buitenlandse instantie als bedoeld in
artikel 89, eerste lid, deelneemt
aan de uitvoering van een verzoek als
bedoeld in dat lid.
-
2.Degene bij
wie een onderzoek als bedoeld in
artikel 89, eerste lid, wordt
ingesteld, verleent aan de in het eerste
lid bedoelde functionaris alle
medewerking die nodig is voor een goede
uitvoering van dat onderzoek, met dien
verstande dat degene bij wie het
onderzoek wordt ingesteld en die niet
ingevolge deze wet onder toezicht staat,
slechts is gehouden tot het verlenen van
inzage in zakelijke gegevens en
bescheiden.
Artikel 91
-
1.De kosten
van de Pensioen- & Verzekeringskamer,
verbonden aan de uitoefening van deze
wet en van de Wet toezicht
verzekeringsbedrijf 1993, worden
verhaald op de wijze, bedoeld in artikel
186, eerste, derde en vierde lid, van de
Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993.
-
2.De kosten
en beloning van door de Pensioen- &
Verzekeringskamer aangewezen personen,
bedoeld in
artikel 27, derde lid, onderdeel
a , en de
kosten van de publikaties, bedoeld in
artikel 27, derde lid, onderdeel
b, en negende lid,
komen ten laste van de betrokken
verzekeraar, die daartoe van de
Pensioen- & Verzekeringskamer een
aanslag ontvangt.
Hoofdstuk 10.
Beroep
Artikel 93
-
3.Ingeval
beroep wordt ingesteld tegen besluiten
als bedoeld in
de artikelen 27,
53,
54,
55,
56,
57,
59,
61,
84 en
93a, eerste lid, zal de
terechtzitting worden gehouden met
gesloten deuren. De uitspraak wordt
alsdan niet in het openbaar
uitgesproken.
Hoofdstuk 10A.
Onderzoek door onze minister
Artikel 93a
-
1.Onze
Minister is bevoegd aan de Pensioen- &
Verzekeringskamer de gegevens of
inlichtingen te vragen die naar zijn
oordeel nodig zijn voor een onderzoek
naar de toereikendheid van deze wet of
de wijze waarop de Pensioen- &
Verzekeringskamer deze wet uitvoert of
heeft uitgevoerd, indien dat ter wille
van het bedrijfseconomisch toezicht
nodig blijkt.
-
2.De
Pensioen- & Verzekeringskamer is
verplicht aan Onze Minister de in het
eerste lid bedoelde gegevens of
inlichtingen te verstrekken. Indien Onze
Minister de Pensioen- &
Verzekeringskamer vraagt bepaalde
gegevens of inlichtingen te verstrekken
die onder
artikel 87, eerste en tweede lid,
vallen, is de Pensioen- &
Verzekeringskamer niet verplicht deze
gegevens of inlichtingen te verstrekken,
indien:
-
a. deze betrekking hebben op
of herleidbaar zijn tot een
afzonderlijke rechtspersoon,
vennootschap of natuurlijke persoon,
met uitzondering van gegevens of
inlichtingen die betrekking hebben
op of herleidbaar zijn tot een
afzonderlijke verzekeraar die in het
bezit is van een vergunning als
bedoeld in
artikel 11 of waarvan die
vergunning is ingetrokken of
vervallen, en ten aanzien waarvan
overeenkomstig
artikel 66 de noodregeling is
uitgesproken of die in staat van
faillissement is verklaard of op
grond van een rechterlijke uitspraak
is ontbonden;
-
b. deze betrekking hebben op
ondernemingen of instellingen die
betrokken zijn of zijn geweest bij
een poging een verzekeraar in staat
te stellen zijn bedrijf voort te
zetten; of
-
c. deze zijn ontvangen van
een instantie als bedoeld in
artikel 88, eerste lid, tenzij
de uitdrukkelijke instemming is
verkregen van die instantie.
-
3.Onze
Minister is bevoegd een derde op te
dragen de gegevens of inlichtingen die
hem ingevolge het tweede lid zijn
verstrekt te onderzoeken en aan hem
verslag uit te brengen. Tevens kan Onze
Minister de derde die in zijn opdracht
handelt, machtigen namens hem gegevens
of inlichtingen in te winnen, in welk
geval het eerste en tweede lid van
overeenkomstige toepassing zijn.
-
5.Onze
Minister en degenen die in zijn opdracht
handelen zijn verplicht tot
geheimhouding van de op grond van het
tweede lid, tweede volzin, ontvangen
gegevens of inlichtingen. Artikel 87 is
van toepassing.
Hoofdstuk 10B.
Dwangsom en bestuurlijke boete
Artikel 93b
-
1.Onze
Minister en de Pensioen- &
Verzekeringskamer kunnen een last onder
dwangsom opleggen ter zake van
overtreding van voorschriften gesteld,
bij of krachtens de
artikelen 11,
17, eerste tot en met derde lid,
17, vierde lid, eerste volzin,
17, vijfde lid,
18, eerste tot en met vierde lid,
18a,
22, eerste lid, onderdeel e,
22, tweede lid,
23, tweede lid, laatste volzin,
23, derde lid, eerste volzin,
23, derde lid, laatste volzin,
23, vierde lid, tweede volzin,
23, vijfde lid,
25,
27, tweede lid,
27, derde lid, onderdeel a,
27, vijfde lid, eerste volzin,
27a, tweede tot en met vierde lid,
28, tweede en derde lid, voor zover
het betreft het voorschrift van artikel
5:20 van de Algemene wet bestuursrecht
en het voorschrift inzage te verlenen in
zakelijke gegevens en bescheiden,
29, zesde lid, laatste volzin,
30,
31, eerste en tweede lid,
31a, eerste en tweede lid,
32, eerste lid,
32, tweede lid, tweede volzin,
33, eerste tot en met derde lid, vijfde
volzin,
33, vijfde en zesde lid,
33, zevende lid, eerste volzin,
33a, eerste lid, eerste en derde volzin,
33c, eerste lid,
34, eerste en tweede lid,
35, eerste, vierde en vijfde lid,
36, eerste lid,
36, tweede lid, tweede volzin,
37,
38, eerste tot en met vijfde lid,
39, eerste en tweede lid,
40, eerste, derde en vierde lid,
40c, eerste lid, laatste volzin,
40c, tweede lid,
41,
44, tweede lid,
45, eerste tot en met vierde lid,
46,
47, eerste en tweede lid,
48,
49, eerste tot en met derde lid,
50,
51, eerste lid,
51, tweede lid, eerste volzin,
51, vierde lid,
54, eerste en vijfde lid,
55, derde lid,
56, eerste en tweede lid,
57, eerste, tweede en vierde lid,
58,
59, eerste lid,
63,
64, eerste lid,
82, eerste, vierde en zesde lid,
84, achtste lid,
86,
89, tweede lid,
90, tweede lid, en
92, eerste lid, voor zover zij zijn
belast met de uitvoering van het
toezicht ter zake van die artikelen.
Artikel 93c
-
1.Onze
Minister en de Pensioen- &
Verzekeringskamer kunnen een
bestuurlijke boete opleggen ter zake van
overtreding van voorschriften gesteld,
bij of krachtens de
artikelen 11,
17, eerste tot en met derde lid,
17, vierde lid, eerste volzin,
17, vijfde lid,
18, eerste tot en met vierde lid,
18a,
22, eerste lid, onderdeel e,
22, tweede lid,
23, tweede lid, laatste volzin,
23, derde lid, eerste volzin,
23, derde lid, laatste volzin,
23, vierde lid, tweede volzin,
23, vijfde lid,
25,
26, eerste lid, eerste en tweede volzin,
26, tweede lid,
27, tweede lid, 27, derde lid, onderdeel
a, 27, vijfde lid, eerste volzin, 27a,
tweede tot en met vierde lid,
28, tweede en derde lid, voor zover
het betreft het voorschrift van artikel
5:20 van de Algemene wet bestuursrecht
en het voorschrift inzage te verlenen in
zakelijke gegevens en bescheiden,
29, zesde lid, laatste volzin,
30,
31, eerste en tweede lid,
31a, eerste en tweede lid,
32, eerste lid, 32, tweede lid, tweede
volzin,
33, eerste tot en met derde lid, vijfde
volzin, 33, vijfde en zesde lid, 33,
zevende lid, eerste volzin,
33a, eerste lid, eerste en derde volzin,
33a, tweede en derde lid,
33b,
33c, eerste lid,
34, eerste en tweede lid,
35, eerste tot en met vijfde lid,
36, eerste lid, 36, tweede lid, tweede
volzin,
37,
38, eerste tot en met vijfde lid,
39, eerste en tweede lid,40,
eerste en derde tot en met vijfde lid,
40a, eerste tot en met derde lid,
40b, eerste, tweede en vierde lid,
40c, eerste lid, laatste volzin,
40c, tweede lid,41,
44, eerste en tweede lid,
45, eerste tot en met vierde lid,
46,
47, eerste en tweede lid,
48,
49, eerste tot en met derde lid,
50,
51, eerste lid, 51, tweede lid, eerste
volzin, 51, vierde lid,
54, eerste en vijfde lid,
55, derde lid,
56, eerste en tweede lid,
57, eerste, tweede en vierde lid,
58,
59, eerste lid,
63,
64, eerste lid,
82, eerste, vierde en zesde lid,
84, achtste lid,
85, eerste en tweede lid,
86,
89, tweede lid,
90, tweede lid, en
92, eerste lid, voor zover zij zijn
belast met de uitvoering van het
toezicht ter zake van die artikelen.
Artikel 93d
-
4.Onze
Minister, dan wel de Pensioen- &
Verzekeringskamer voor zover zij bevoegd
is een boete op te leggen, kan het
bedrag van de boete lager stellen dan in
de
bijlage is bepaald, indien het
bedrag van de boete in een bepaald geval
op grond van bijzondere omstandigheden
onevenredig hoog is.
-
5.Voor
overtreding van voorschriften gesteld
bij of krachtens een algemene maatregel
van bestuur op grond van de
artikelen 22, eerste lid, onderdeel e,
25, eerste lid,
31a, tweede lid,
33, vijfde lid,
38, eerste lid, laatste volzin,
38, tweede lid, tweede volzin,
38, vierde lid, eerste volzin,
38, vijfde lid,
40, eerste en vierde lid,
45, eerste lid, laatste volzin, 45,
tweede lid, tweede volzin, 45, vierde en
vijfde lid, en
92, eerste lid, wordt het bedrag van
de boete bepaald op de wijze als
voorzien in de
bijlage behorend bij die algemene
maatregel van bestuur, met dien
verstande dat de boete voor een
afzonderlijke overtreding ten hoogste €
900 000 bedraagt.
Artikel 93e
Degene jegens wie door Onze
Minister, dan wel de Pensioen- &
Verzekeringskamer voor zover zij bevoegd is
een boete op te leggen, een handeling is
verricht waaraan hij in redelijkheid de
gevolgtrekking kan verbinden dat hem wegens
een overtreding een boete zal worden
opgelegd, is niet verplicht ter zake daarvan
enige verklaring af te leggen. Hij wordt
hiervan in kennis gesteld alvorens hem
mondeling om informatie wordt gevraagd.
Artikel 93f
-
1.Indien Onze
Minister, dan wel de Pensioen- &
Verzekeringskamer voor zover zij bevoegd
is een boete op te leggen, voornemens is
een boete op te leggen, geeft hij dan
wel de Pensioen- & Verzekeringskamer de
betrokkene daarvan kennis onder
vermelding van de gronden waarop het
voornemen berust.
-
2.In
afwijking van afdeling 4.1.2 van de
Algemene wet bestuursrecht, stelt Onze
Minister, dan wel de Pensioen- &
Verzekeringskamer voor zover zij bevoegd
is een boete op te leggen, de betrokkene
in de gelegenheid om naar keuze
schriftelijk of mondeling zijn
zienswijze naar voren te brengen voordat
de boete wordt opgelegd, tenzij het een
overtreding betreft die in de bijlage,
of de algemene maatregel van bestuur,
bedoeld in
artikel 93d, is aangewezen.
Artikel 93h
-
2.In
afwijking van het eerste lid wordt de
werking van de beschikking tot oplegging
van een boete voor een overtreding die
op grond van
artikel 93f, tweede lid, is
aangewezen, opgeschort totdat de
bezwaartermijn is verstreken of, indien
bezwaar is gemaakt, op het bezwaar is
beslist.
Artikel 93i
-
2.De boete
wordt vermeerderd met de wettelijke
rente, te rekenen vanaf de dag waarop
sedert de bekendmaking van de
beschikking zes weken zijn verstreken,
tenzij het een overtreding betreft die
op grond van
artikel 93f, tweede lid, is
aangewezen.
-
3.Indien de
boete niet tijdig is betaald, stuurt
Onze Minister, dan wel de Pensioen- &
Verzekeringskamer indien zij de boete
heeft opgelegd, schriftelijk een
aanmaning om binnen twee weken de boete,
verhoogd met de kosten van de aanmaning,
alsnog te betalen. De aanmaning bevat de
aanzegging, dat de boete, voor zover
deze niet binnen de gestelde termijn
wordt betaald, overeenkomstig het vierde
lid zal worden ingevorderd.
-
4.Bij gebreke
van tijdige betaling kan Onze Minister,
dan wel de Pensioen- & Verzekeringskamer
indien zij de boete heeft opgelegd, de
boete, verhoogd met de kosten van de
aanmaning en van de invordering, bij
dwangbevel invorderen.
Artikel 93j
-
2.Het recht
tot strafvervolging met betrekking tot
een overtreding als bedoeld in
artikel 93c vervalt, indien Onze
Minister, dan wel de Pensioen- &
Verzekeringskamer voor zover zij bevoegd
is een boete op te leggen, ter zake van
die overtreding reeds een boete heeft
opgelegd.
Artikel 93l
De werkzaamheden in verband
met het opleggen van een dwangsom of van een
boete worden verricht door personen die niet
betrokken zijn geweest bij het vaststellen
van de overtreding en het daaraan
voorafgaande onderzoek.
Artikel 93m
-
1.Met het oog
op de belangen van degenen die als
verzekeringnemers, verzekerden of
gerechtigden op uitkeringen betrokken
zijn of zullen worden bij overeenkomsten
van verzekering, gesloten of te sluiten
met de verzekeraar, kunnen Onze Minister
en de Pensioen- & Verzekeringskamer,
onverminderd
artikel 87, eerste en tweede lid,
het feit ter zake waarvan de last onder
dwangsom of de bestuurlijke boete is
opgelegd, het overtreden voorschrift,
alsmede de naam, het adres en de
woonplaats van degene aan wie de last
onder dwangsom of de bestuurlijke boete
is opgelegd, ter openbare kennis
brengen.
Hoofdstuk 10C.
Openbaarmaking van overtredingen
Artikel 93o
Degene jegens wie door de
Pensioen- & Verzekeringskamer een handeling
is verricht waaraan hij in redelijkheid de
gevolgtrekking kan verbinden dat de
Pensioen- & Verzekeringskamer zijn handelen
of nalaten op grond van artikel 93n ter
openbare kennis zal brengen, is niet
verplicht ter zake daarvan enige verklaring
af te leggen. Hij wordt hiervan in kennis
gesteld alvorens hem mondeling om informatie
wordt gevraagd.
Artikel 93p
-
1.De
Pensioen- & Verzekeringskamer geeft,
indien zij voornemens is op grond van
artikel 93n een feit ter openbare kennis
te brengen, de betrokkene daarvan kennis
onder vermelding van de gronden waarop
het voornemen berust.
-
2.In
aanvulling op artikel 4:8 van de
Algemene wet bestuursrecht, is de
Pensioen- & Verzekeringskamer niet
gehouden de betrokkene in de gelegenheid
te stellen om zijn zienswijze naar voren
te brengen, indien van de betrokkene
geen adres bekend is en het adres ook
niet met een redelijke inspanning kan
worden verkregen.
Artikel 93q
De beschikking om op grond van
artikel 93n een feit ter openbare kennis te
brengen vermeldt in ieder geval:
-
het feit dat ter openbare
kennis wordt gebracht;
-
de wijze waarop het feit
ter openbare kennis wordt gebracht; en
-
de termijn waarna het feit
ter openbare kennis wordt gebracht.
Artikel 93r
Tenzij de bevordering van de
naleving van deze wet geen uitstel toelaat,
wordt de werking van de beschikking om op
grond van artikel 93n een feit ter openbare
kennis te brengen opgeschort totdat de
beroepstermijn is verstreken of, indien
beroep is ingesteld, op het beroep is
beslist.
Artikel 93s
In afwijking van artikel 3:40
van de Algemene wet bestuursrecht treedt de
beschikking in werking op de dag waarop het
feit ter openbare kennis is gebracht zonder
dat de werking voor de duur van de
beroepstermijn of, indien beroep is
ingesteld, van het beroep wordt opgeschort,
indien van de betrokkene geen adres bekend
is en het adres ook niet met een redelijke
inspanning kan worden verkregen.
Artikel 93t
-
1.De
bevoegdheid om op grond van artikel 93n
een feit ter openbare kennis te brengen
vervalt indien ter zake van het feit een
strafvervolging is ingesteld en het
onderzoek ter terechtzitting een aanvang
heeft genomen, dan wel het recht tot
strafvordering is vervallen ingevolge
artikel 74 van het Wetboek van
Strafrecht.
Artikel 93v
De werkzaamheden in verband
met het op grond van artikel 93n ter
openbare kennis brengen van een feit worden
verricht door personen die niet betrokken
zijn geweest bij het vaststellen van het
feit en het daaraan voorafgaande onderzoek.
Hoofdstuk 11.
Overgangsbepalingen
Artikel 94
-
1.Verzekeraars
die op het tijdstip van inwerkingtreding
van deze wet het
natura-uitvaartverzekeringsbedrijf
uitoefenen, vragen binnen zes maanden na
dit tijdstip bij de Verzekeringskamer de
vergunning aan, die zij ingevolge
artikel 11 van deze wet of artikel
24, eerste lid, van de Wet toezicht
verzekeringsbedrijf 1993 behoeven voor
de uitoefening van hun bedrijf op
genoemd tijdstip.
-
3.In
afwijking van
artikel 15, eerste lid, maakt de
Verzekeringskamer haar beslissing op de
aanvraag binnen vijftien maanden na het
tijdstip van inwerkingtreding van de wet
aan de aanvrager bekend. De
Verzekeringskamer kan deze termijn
verlengen. Een afwijzende beslissing
staat wat haar gevolgen betreft gelijk
met een besluit van de Verzekeringskamer
tot intrekking van een vergunning.
Artikel 95
-
1.Een
verzekeraar als bedoeld in
artikel 94, eerste lid, met zetel in
Nederland, mag het
natura-uitvaartverzekeringsbedrijf
voortzetten zonder te voldoen aan
artikel 17, eerste lid, van deze wet
of aan artikel 28, eerste lid, van de
Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993
zulks evenwel gedurende ten hoogste
twaalf maanden na het tijdstip van
inwerkingtreding van deze wet.
-
3.Indien de
verzekeraar die de rechtsvorm van
stichting bezit, zich omzet in een
onderlinge waarborgmaatschappij, dient
in de statuten iedere verplichting van
de leden of oud-leden om in een tekort
bij te dragen te worden uitgesloten.
-
4.Indien en
voor zover statutaire bepalingen de
omzetting niet toestaan of een ander
orgaan van de verzekeraar dan het
bestuur zijn medewerking tot omzetting
niet verleent, kan niettemin tot
omzetting worden besloten door het
bestuur van de verzekeraar met
machtiging van de rechtbank binnen
welker rechtsgebied hij statutair is
gevestigd, gegeven op een daartoe
strekkend verzoek van het bestuur van de
verzekeraar.
Artikel 96
-
1.Een
verzekeraar als bedoeld in
artikel 94, eerste lid, wiens
solvabiliteitsmarge, zonder dat rekening
wordt gehouden met de herverzekering van
zijn verplichtingen, lager is dan het
overeenkomstig
artikel 40, eerste lid,
voorgeschreven bedrag, of wiens
solvabiliteitsmarge lager is dan het
minimum bedrag van het garantiefonds,
bedoeld in
artikel 40, tweede lid, is ontheven
van de verplichting over de vereiste
solvabiliteitsmarge onderscheidenlijk
over het minimum bedrag van het
garantiefonds te beschikken.
Deze ontheffing geldt tot
het einde van het boekjaar waarin aan de
vereisten wordt voldaan, doch uiterlijk
tot vier jaar na het tijdstip van
inwerkingtreding van deze wet.
-
3.De
Verzekeringskamer is bevoegd op verzoek
van de verzekeraar wijzigingen in een
goedgekeurd plan toe te staan dan wel,
bij gewijzigde omstandigheden,
wijzigingen in het plan te eisen of de
goedkeuring in te trekken.
Artikel 97
Ten aanzien van overeenkomsten
van natura-uitvaartverzekering die met een
onderlinge waarborgmaatschappij zijn
gesloten voor 26 juli 1976 en waaruit de
rechten en verplichtingen na het in werking
treden van deze wet worden overgedragen,
geldt artikel 62, aanhef en onderdeel
a, van Boek 2 van het
Burgerlijk Wetboek van de overdracht af,
zulks in afwijking van artikel 47, tweede
lid, van de Overgangswet voor het nieuwe
Burgerlijk Wetboek.
Artikel 98
Ingeval voor het tijdstip van
inwerkingtreding van deze wet de
faillietverklaring van een verzekeraar is
uitgesproken, blijven op het faillissement
en op de vereffening of de overdracht van
verbintenissen de bepalingen van toepassing
die voor dat tijdstip golden.
Hoofdstuk 12.
Slotbepalingen
Artikel 99
[Bevat
wijzigingen in andere regelgeving]
Artikel 100
[Bevat
wijzigingen in andere regelgeving]
Artikel 101
[Bevat
wijzigingen in andere regelgeving]
Artikel 102
[Bevat
wijzigingen in andere regelgeving]
Artikel 103
[Bevat
wijzigingen in andere regelgeving]
Artikel 104
[Bevat
wijzigingen in andere regelgeving]
Artikel 105
[Bevat
wijzigingen in andere regelgeving]
Artikel 106
[Bevat
wijzigingen in andere regelgeving]
Artikel 107
[Bevat
wijzigingen in andere regelgeving]
Artikel 108
Onze Minister van Financiën
zendt binnen vijf jaar na de
inwerkingtreding van deze wet aan de
Staten-Generaal een verslag over de
doeltreffendheid en de effecten van deze wet
in de praktijk.
Artikel 109
Deze wet treedt in werking op
een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.
Artikel 110
Deze wet wordt aangehaald als:
Wet toezicht
natura-uitvaartverzekeringsbedrijf.
Lasten en bevelen
dat deze in het Staatsblad zal worden
geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten,
colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de
nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te Tavarnelle, 10 juli 1995
BEATRIX
De Minister van Financiën,
G. Zalm
Uitgegeven de eerste augustus 1995
De Minister van Justitie a.i.,
J.J.C. Voorhoeve
Bijlage, bedoeld in artikel 93d,
eerste lid, van de Wet toezicht
natura-uitvaartverzekeringsbedrijf
Artikel 1
Voor de overtredingen genoemd
in tabel 1 en tabel 2, begaan na het
tijdstip van inwerkingtreding van
Hoofdstuk 10 B van deze wet, zijn de
boetebedragen vastgesteld als volgt:
Tariefnummer:
|
Bedrag (vast tarief):
|
1.
|
€ 453
|
2.
|
€ 907
|
3.
|
€ 5 445
|
4.
|
€ 21 781
|
5.
|
€ 87 125
|
Artikel 2
1. Indien een boete wordt
opgelegd voor het overtreden van een
bepaling als genoemd in tabel 1
, is bij de vaststelling van de hoogte
van deze boete de volgende
categorie-indeling naar balanstotaal van
toepassing met de daarbij behorende factor:
Categorie-indeling normgeadresseerden
Categorie I:
natura-uitvaartverzekeraars met een
balanstotaal van minder dan € 4 538 000;
factor: 1;
Categorie II:
natura-uitvaartverzekeraars met een
balanstotaal van ten minste € 4 538 000 maar
minder dan € 22 689 000; factor: 2;
Categorie III:
natura-uitvaartverzekeraars met een
balanstotaal van ten minste € 22 689 000
maar minder dan € 113 445 000; factor: 3;
Categorie IV:
natura-uitvaartverzekeraars met een
balanstotaal van ten minste € 113 445 000
maar minder dan € 453 780 000; factor: 4;
Categorie V:
natura-uitvaartverzekeraars met een
balanstotaal van ten minste € 453 780 000;
factor: 6.
2. De boete wordt vastgesteld
door het bedrag, bedoeld in
artikel 1, te vermenigvuldigen met de
factor behorende bij de categorie naar
balanstotaal, bedoeld in het eerste lid.
3. Indien de gegevens omtrent
het balanstotaal niet aan Onze Minister of
de Pensioen- & Verzekeringskamer beschikbaar
zijn gesteld, kan Onze Minister of de
Pensioen- & Verzekeringskamer aan degene aan
wie de boete wordt opgelegd, verzoeken deze
gegevens binnen een door hem
onderscheidenlijk haar te stellen termijn te
verstrekken. Indien de betrokkene niet
binnen de gestelde termijn voldoet aan dit
verzoek, is bij de vaststelling van de
hoogte van de boete categorie V van
toepassing.
Artikel 3
Indien het een overtreding
betreft waarvoor tariefnummer 1 is
vastgesteld en waarop de tabellen 1 of 2 van
toepassing zijn of waarvoor tariefnummer 2
is vastgesteld indien tabel 2 van toepassing
is, behoeft op grond van
artikel 93f, tweede lid, de betrokkene
niet in de gelegenheid te worden gesteld om
naar keuze schriftelijk of mondeling zijn
zienswijze naar voren te brengen voordat de
boete wordt opgelegd.
Tabel 1
Overtreding van
voorschriften, gesteld bij
artikel:
|
Tariefnummer:
|
17, eerste lid
|
3
|
17, tweede lid
|
3
|
17, derde lid
|
3
|
17, vierde lid, eerste
volzin
|
3
|
17, vijfde lid
|
3
|
18, eerste lid
|
4
|
18, tweede lid
|
4
|
22, tweede lid
|
3
|
23, derde lid, laatste
volzin
|
3
|
23, vierde lid, tweede
volzin
|
3
|
26, eerste lid, eerste
en tweede volzin
|
3
|
26, tweede lid
|
3
|
27, tweede lid
|
4
|
27, derde lid,
onderdeel a
|
4
|
27a, vierde lid
|
3
|
28, tweede lid
|
3
|
28, derde lid, voor
zover het betreft het voorschrift
van artikel 5:20 van de Algemene wet
bestuursrecht
|
3
|
31, eerste lid
|
3
|
31a, eerste lid
|
3
|
32, eerste lid
|
2
|
32, tweede lid, tweede
volzin
|
2
|
33, eerste lid
|
3
|
33, tweede lid
|
4
|
33, derde lid, vijfde
volzin
|
1
|
33, zesde lid
|
1
|
33, zevende lid,
eerste volzin
|
1
|
33a, eerste lid,
eerste en derde volzin
|
1
|
33c, eerste lid
|
4
|
34, eerste lid
|
1
|
34, tweede lid
|
1
|
35, eerste lid,
onderdeel a, eerste volzin
|
2
|
35, eerste lid,
onderdelen b tot en met d
|
2
|
35, tweede lid
|
3
|
35, derde lid
|
3
|
35, vierde lid
|
2
|
35, vijfde lid
|
2
|
36, eerste lid
|
3
|
36, tweede lid, tweede
volzin
|
3
|
37
|
3
|
38, eerste lid, eerste
en tweede volzin
|
4
|
38, tweede lid, eerste
en laatste volzin
|
4
|
38, derde lid
|
4
|
39, eerste lid
|
4
|
39, tweede lid
|
4
|
40, derde lid
|
4
|
40, vijfde lid
|
4
|
40a, eerste lid
|
1
|
40a, tweede lid
|
1
|
40a, derde lid
|
1
|
40b, eerste lid
|
1
|
40b, tweede lid
|
1
|
40b, vierde lid
|
1
|
41
|
3
|
44, eerste lid
|
3
|
44, tweede lid
|
3
|
45, eerste lid, eerste
en tweede volzin
|
4
|
45, tweede lid, eerste
en laatste volzin
|
4
|
45, derde lid
|
4
|
46
|
4
|
47, eerste lid
|
4
|
47, tweede lid
|
4
|
48
|
3
|
49, eerste lid
|
1
|
49, tweede lid
|
1
|
49, derde lid
|
1
|
50
|
1
|
51, eerste lid
|
4
|
51, tweede lid, eerste
volzin
|
4
|
54, eerste lid
|
2
|
54, vijfde lid
|
2
|
55, derde lid
|
2
|
56, eerste lid
|
4
|
56, tweede lid
|
4
|
57, eerste lid
|
3
|
57, tweede lid
|
3
|
57, vierde lid
|
3
|
58
|
3
|
59, eerste lid
|
4
|
63
|
4
|
64, eerste lid
|
4
|
84, achtste lid
|
3
|
85, tweede lid
|
2
|
Tabel 2
Overtreding van
voorschriften, gesteld bij
artikel:
|
Tariefnummer:
|
11
|
5
|
18, derde lid
|
4
|
18, vierde lid
|
4
|
18a
|
3
|
23, tweede lid,
laatste volzin
|
3
|
23, derde lid, eerste
volzin
|
3
|
23, vierde lid, tweede
volzin
|
3
|
23, vijfde lid
|
3
|
27, vijfde lid, eerste
volzin
|
3
|
27a, tweede lid
|
3
|
27a, derde lid
|
3
|
28, tweede lid
|
3
|
28, derde lid, voor
zover het betreft het voorschrift
van artikel 5:20 van de Algemene wet
bestuursrecht en het voorschrift
inzage te verlenen in zakelijke
gegevens en bescheiden
|
3
|
29, zesde lid, laatste
volzin
|
3
|
33a, tweede lid
|
3
|
33a, derde lid
|
3
|
33b
|
3
|
35, eerste lid,
onderdeel a, laatste volzin
|
2
|
40c, eerste lid,
laatste volzin
|
3
|
40c, tweede lid
|
3
|
44, eerste lid
|
3
|
44, tweede lid
|
3
|
51, vierde lid
|
4
|
63
|
3
|
82, eerste lid
|
3
|
82, vierde lid
|
3
|
82, zesde lid
|
3
|
84, achtste lid
|
3
|
85, eerste lid
|
2
|
86
|
3
|
89, tweede lid
|
3
|
90, tweede lid
|
3
|
Voetnoten:
1. In tabel 1 zijn die bepalingen opgesomd die zich
uitsluitend richten tot de
natura-uitvaartverzekeraars.
2.
In tabel 2 zijn de bepalingen opgesomd die zich in
beginsel tot een ieder (inclusief
natura-uitvaartverzekeraars) richten.
|
|